Einde inhoudsopgave
Grootboekwet
Artikel 15 [vervallen]
Geldend
Vervallen per 01-01-1957
- Bronpublicatie:
14-06-1956, Stb. 1956, 343 (uitgifte: 01-01-1956, kamerstukken: 1430 )
- Inwerkingtreding
01-01-1957
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-07-1956, Stb. 1956, 413 (uitgifte: 01-01-1956, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Overheidsfinanciën / Bijzondere onderwerpen
Erfrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Hij, te wiens name eenig recht in de Grootboeken staat ingeschreven, kan een of meer personen aanwijzen om, na zijnen dood, dat recht, voor zoover dit niet door dien dood is tenietgegaan, tegenover den Staat uit te oefenen. Indien meer personen worden aangewezen moet daarbij tevens vermeld worden of die personen gezamenlijk dan wel de een bij ontstentenis van den ander tot de uitoefening gerechtigd zullen zijn. Minderjarigen, zelfs wanneer deze handlichting hebben bekomen, onder curateele gestelde personen en alle degenen, die onbevoegd zijn verbintenissen aan te gaan, worden tot de evenbedoelde uitoefening niet toegelaten.
2.
De in het vorig lid bedoelde uitoefening zal niet eerder kunnen aanvangen dan nadat dertig dagen sedert den dag van het overlijden van den rechthebbende zijn verstreken en zal niet langer kunnen duren dan een jaar na dien dag.