Wet beschikbaarheid goederen
Artikel 2
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019
- Bronpublicatie:
05-12-2018, Stb. 2018, 487 (uitgifte: 27-12-2018, kamerstukken: 34987)
- Inwerkingtreding
01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2018, Stb. 2018, 488 (uitgifte: 27-12-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
1.
Ieder van Onze Ministers is, indien dit naar zijn oordeel noodzakelijk is ter verzekering van het beschikbaar blijven van goederen ter voorbereiding op noodsituaties, bevoegd aan de rechthebbende bij algemeen of bijzonder bevel te gelasten:
- a.
in of aan een goed, dan wel in de toestand waarin of de plaats waar het zich bevindt, of in de wijze waarop het wordt gebruikt, zonder door of vanwege die Minister verleende vergunning geen veranderingen of geen, bij het bevel omschreven veranderingen aan te brengen noch toe te laten, dat dit door anderen geschiedt;
- b.
in of aan een goed, dan wel in de toestand waarin of de plaats waar het zich bevindt, of in de wijze waarop het wordt gebruikt, de bij het bevel omschreven veranderingen aan te brengen of toe te laten, dat zulks door of vanwege die Minister geschiedt;
- c.
een goed niet te verbruiken of te verwerken zonder een door of vanwege die Minister verleende vergunning;
- d.
zorg te dragen voor een doeltreffend onderhoud van een goed.
2.
Het bevel kan bepalingen inhouden omtrent de plaats en de tijd waarop aan het bevel moet worden voldaan. De plaats waarop aan het bevel moet worden voldaan, kan ook buiten het Rijk zijn gelegen.
3.
Een bevel wordt niet gegeven dan in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat. Indien het algemeen belang zulks dringend eist kan Onze voornoemde Minister bij voorraad zijn instemming verlenen voor groepen van gevallen.
4.
De rechthebbende op een goed, ten aanzien waarvan een bevel is gegeven, is verplicht van dit bevel kennis te geven aan zijn rechtsopvolger.
5.
Een bevel is mede van kracht voor de volgende rechthebbenden op de in het bevel begrepen goederen.
6.
Voor zover het registergoederen betreft, doet Onze Minister die het bevel heeft gegeven, de beschikking waarbij het bevel wordt gegeven, zo spoedig mogelijk inschrijven in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. Indien artikel 4, eerste lid, toepassing heeft gevonden en het bevel namens een Onzer Ministers is gegeven, doet de gemachtigde persoon de beschikking zo spoedig mogelijk tezamen met de machtiging inschrijven. Het bepaalde in de tweede zin is van overeenkomstige toepassing in gevallen als bedoeld in artikel 4, tweede lid, met dien verstande dat de ter inschrijving aangeboden beschikking vermeldt de dagtekening van de beschikking waarbij de betrokken persoon als gemachtigde is aangewezen alsmede de datum en het nummer van de Nederlandse Staatscourant waarin die beschikking is bekend gemaakt dan wel het tijdstip waarop door middel van de radio-omroep de machtiging van de betrokken persoon is bekend gemaakt. Artikel 24, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing.