Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 651/2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard
Aanhef
Geldend
Geldend van 01-07-2014 tot 01-01-2027
- Bronpublicatie:
17-06-2014, PbEU 2014, L 187 (uitgifte: 26-06-2014, regelingnummer: 651/2014)
- Inwerkingtreding
01-07-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-06-2014, PbEU 2014, L 187 (uitgifte: 26-06-2014, regelingnummer: 651/2014)
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
Mededingingsrecht / Groepsvrijstellingen
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
(Voor de EER relevante tekst)
Verordening van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 108, lid 4,
Gezien Verordening (EG) nr. 994/98 van de Raad van 7 mei 1998 betreffende de toepassing van de artikelen 92 en 93 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op bepaalde soorten van horizontale steunmaatregelen (1), en met name artikel 1, lid 1, onder a) en b),
Na raadpleging van het Adviescomité inzake overheidssteun,
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Overheidsfinanciering die aan de criteria van artikel 107, lid 1, van het Verdrag voldoet, vormt staatssteun en moet krachtens artikel 108, lid 3, van het Verdrag bij de Commissie worden aangemeld. Evenwel kan de Raad, overeenkomstig artikel 109 van het Verdrag, categorieën steun vaststellen die zijn vrijgesteld van deze verplichting tot aanmelding. Overeenkomstig artikel 108, lid 4, van het Verdrag kan de Commissie verordeningen vaststellen betreffende die categorieën staatssteun. Bij Verordening (EG) nr. 994/98 van de Raad is de Commissie, overeenkomstig artikel 109 van het Verdrag, gemachtigd om te verklaren dat de volgende categorieën, onder bepaalde voorwaarden, van de verplichting tot aanmelding kunnen worden vrijgesteld: steun aan kleine en middelgrote ondernemingen (hierna ‘kmo's’ genoemd), steun ten behoeve van onderzoek en ontwikkeling, steun voor milieubescherming, steun voor werkgelegenheid en voor opleiding, en steun die in overeenstemming is met de kaart welke de Commissie met het oog op de toekenning van regionale steun voor elke lidstaat heeft goedgekeurd. Op die grondslag heeft de Commissie Verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie (2), vastgesteld. Verordening (EG) nr. 800/2008 was aanvankelijk van toepassing tot en met 31 december 2013, maar is nadien verlengd bij Verordening (EU) nr. 1224/2013 van de Commissie van 29 november 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 800/2008 wat betreft de toepassingsperiode ervan (3), en loopt nu af op 30 juni 2014. Op 22 juli 2013 werd Verordening (EG) nr. 994/98 gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 733/2013 van de Raad van 22 juli 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 994/98 betreffende de toepassing van de artikelen 92 en 93 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op bepaalde soorten van horizontale steunmaatregelen (4), om de Commissie te machtigen de groepsvrijstelling uit te breiden tot nieuwe categorieën steun ten aanzien waarvan duidelijke verenigbaarheidsvoorwaarden kunnen worden vastgesteld. Bij dit soort nieuwe categorieën steun waarvoor een groepsvrijstelling kan worden verleend, gaat het om: steunmaatregelen tot herstel van de schade veroorzaakt door bepaalde natuurrampen; sociale vervoerssteun ten behoeve van bewoners van afgelegen gebieden; steun voor breedbandinfrastructuur; innovatiesteun; steun voor cultuur en de instandhouding van het culturele erfgoed, en steun voor sportinfrastructuur en multifunctionele recreatieve infrastructuur. Mits voldoende concrete ervaring verder wordt ontwikkeld om operationele vrijstellingscriteria te kunnen uitwerken die de verenigbaarheid vooraf van andere categorieën steun verzekeren, is de Commissie voornemens het toepassingsgebied van deze verordening opnieuw te bezien, ten einde bepaalde soorten steun uit die sectoren daarin op te nemen. Met name overweegt de Commissie om tegen december 2015 criteria te ontwikkelen voor haven- en luchthaveninfrastructuur.
- (2)
Met haar mededeling over de modernisering van het EU-staatssteunbeleid (SAM) (5) heeft de Commissie de aanzet gegeven voor een ruimere herziening van de staatssteunregels. De belangrijkste doelstellingen van deze modernisering zijn: i) duurzame, slimme en inclusieve groei bevorderen op een concurrerende interne markt, en tegelijkertijd bijdragen aan de inspanningen van de lidstaten voor een efficiënter gebruik van de overheidsfinanciën; ii) het voorafgaande onderzoek door de Commissie van steunmaatregelen concentreren op zaken die de grootste impact op de interne markt hebben en tegelijk de samenwerking met de lidstaten versterken op het gebied van de handhaving van de staatssteunregels, en iii) de regels stroomlijnen om, op basis van heldere economische argumenten, een gemeenschappelijke aanpak en duidelijke verplichtingen, sneller en met meer kennis van zaken tot steviger onderbouwde beslissingen te komen. De herziening van Verordening (EG) nr. 800/2008 is een hoeksteen van de SAM-exercitie.
- (3)
Deze verordening dient een betere prioritering van de handhavingswerkzaamheden op het gebied van staatssteun en een verdere vereenvoudiging mogelijk te maken en dient te zorgen voor meer transparantie, een doeltreffende evaluatie van en toezicht op de naleving van de staatssteunregels op het nationale niveau en het Unieniveau, zonder daarbij afbreuk te doen aan de institutionele bevoegdheden van de Commissie en de lidstaten. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
- (4)
Dankzij de ervaring die de Commissie heeft opgedaan met de toepassing van Verordening (EG) nr. 800/2008, heeft zij beter kunnen bepalen onder welke voorwaarden bepaalde categorieën steun als met de interne markt verenigbaar kunnen worden beschouwd en heeft zij het toepassingsgebied van de groepsvrijstellingen kunnen uitbreiden. Tegelijk bleek daarbij ook dat de transparantie, monitoring en gedegen doorlichting van zeer grote regelingen moet worden versterkt, gezien hun effecten voor de mededinging op de interne markt.
- (5)
De algemene voorwaarden voor de toepassing van deze verordening dienen te worden vastgesteld op basis van een reeks gemeenschappelijke beginselen die garanderen dat de steun een doelstelling van gemeenschappelijk belang dient, dat deze een duidelijk stimulerend effect heeft, passend is en evenredig, in volledige transparantie wordt toegekend, dat daarvoor een controlemechanisme bestaat en geregeld evaluatie plaatsvindt, en dat deze de mededinging en het handelsverkeer niet zodanig verandert dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad.
- (6)
Steun die voldoet aan alle voorwaarden die in deze verordening zijn vastgesteld zowel in het algemeen als specifiek voor de desbetreffende categorieën steun, dient vrijgesteld te worden van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag.
- (7)
Staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag die niet onder deze verordening valt, blijft aan de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag onderworpen. Deze verordening laat voor de lidstaten de mogelijkheid onverlet om steun aan te melden waarvan de doelstellingen in overeenstemming zijn met doelstellingen die onder de toepassing van deze verordening vallen.
- (8)
Gezien de grotere potentiële impact van grote regelingen op het handelsverkeer en de mededinging, dienen steunregelingen met een gemiddeld jaarlijks budget aan staatssteun dat een op een absolute waarde gebaseerde drempel overschrijdt in beginsel aan een staatssteunevaluatie te worden onderworpen. Die evaluatie moet dienen om na te gaan of de aan de verenigbaarheid van de regeling ten grondslag liggende aannames en de omstandigheden zijn bereikt, en ook of de steunmaatregel in het licht van de algemene en specifieke doelstellingen ervan doeltreffend is, en dient aanwijzingen op te leveren wat betreft de gevolgen van de maatregel voor de mededinging en het handelsverkeer. Om een gelijke behandeling te verzekeren, dient deze staatssteunevaluatie te worden uitgevoerd op basis van een door de Commissie goedgekeurd evaluatieontwerp. Hoewel dit soort evaluatieontwerp in de regel dient te worden opgesteld bij het uitwerken van de regeling en tijdig dient te worden goedgekeurd om de regeling in werking te laten treden, is dit misschien niet in alle gevallen mogelijk. Daarom zal deze verordening, om de inwerkingtreding ervan niet te vertragen, gedurende maximaal zes maanden op dat soort regelingen van toepassing zijn. De Commissie kan besluiten deze periode te verlengen, na goedkeuring van het evaluatieontwerp. Met het oog daarop dient het evaluatieontwerp bij de Commissie te worden aangemeld binnen 20 werkdagen na de inwerkingtreding van de regeling. De Commissie kan, bij wijze van uitzondering, ook besluiten dat een evaluatie niet nodig is gezien de specifieke kenmerken van de zaak. De Commissie dient van de lidstaat de nodige informatie te ontvangen om de beoordeling van het evaluatieontwerp te kunnen uitvoeren en onverwijld om bijkomende informatie te kunnen vragen zodat de lidstaat de ontbrekende elementen kan aanvullen om de Commissie in staat te stellen een besluit te nemen. Omdat het hier een nieuwe werkwijze betreft, zal de Commissie, in een afzonderlijk document, nadere aanwijzingen verschaffen over de procedure die van toepassing is tijdens de periode van zes maanden om het evaluatieontwerp goed te keuren, alsmede de desbetreffende templates waarin de evaluatieontwerpen zullen moeten worden ingediend. Aanpassingen van door te lichten regelingen niet zijnde wijzigingen van louter formele of administratieve aard die op de verenigbaarheid van de steunregeling krachtens deze verordening geen invloed kunnen hebben of die de inhoud van het goedgekeurde evaluatieontwerp niet aanzienlijk kunnen veranderen, dienen te worden beoordeeld rekening houdende met de uitkomst van die doorlichting en dienen van het toepassingsgebied van deze verordening te worden uitgesloten. Aanpassingen zoals louter formele wijzigingen, administratieve wijzigingen of aanpassingen die worden doorgevoerd in het kader van maatregelen met cofinanciering van de Unie, dienen, in beginsel, niet te worden geacht de inhoud van het goedgekeurde evaluatieontwerp aanzienlijk te veranderen.
- (9)
Deze verordening dient niet van toepassing te zijn op steun die afhangt van het gebruik van binnenlandse producten in plaats van ingevoerde producten of op steun voor met de uitvoer verband houdende activiteiten. Met name dient deze verordening niet te gelden voor de oprichting en exploitatie van een distributienet in andere landen. Steun ter financiering van de kosten van deelneming aan handelsbeurzen of van studies of consultancydiensten die noodzakelijk zijn om een nieuw of bestaand product op een nieuwe markt in een andere lidstaat of in een derde land uit te brengen, is in de regel geen steun voor met de uitvoer verband houdende activiteiten.
- (10)
Deze verordening dient in beginsel voor de meeste economische sectoren te gelden. Evenwel dient in sommige sectoren, zoals de visserij en aquacultuur en de primaire landbouwproductie, het toepassingsgebied te worden beperkt in het licht van de bijzondere regels die van toepassing zijn.
- (11)
Deze verordening dient te gelden voor de verwerking en afzet van landbouwproducten mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Voor de toepassing van deze verordening mogen noch activiteiten op landbouwbedrijven die nodig zijn om een product voor te bereiden voor de eerste verkoop, noch de eerste verkoop door een primaire producent aan wederverkopers of verwerkende bedrijven, noch alle activiteiten waarmee een product voor dit soort eerste verkoop wordt voorbereid, als verwerking of afzet worden beschouwd.
- (12)
Deze verordening dient niet van toepassing te zijn op steun ter bevordering van de sluiting van niet-concurrentiekrachtige steenkoolmijnen, die onder Besluit 2010/787/EU van de Raad van 10 december 2010 betreffende staatssteun ter bevordering van de sluiting van niet-concurrentiekrachtige steenkoolmijnen (6) valt. Deze verordening dient van toepassing te zijn op andere soorten steun in de kolenindustrie, met uitzondering van regionale steun.
- (13)
De Commissie dient erop toe te zien dat goedgekeurde steun de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt, niet zodanig verandert dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad. Daarom dient steun aan een begunstigde ten aanzien waarvan een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard, van het toepassingsgebied van deze verordening te worden uitgesloten, met uitzondering van steunregelingen tot herstel van de schade veroorzaakt door bepaalde natuurrampen.
- (14)
Steun aan ondernemingen in moeilijkheden dient van het toepassingsgebied van deze verordening te worden uitgesloten, omdat dit soort steun dient te worden beoordeeld op grond van de communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden van 1 oktober 2004 (7), als verlengd bij de mededeling van de Commissie over verlenging van de geldigheidsduur van de communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden van 1 oktober 2004 (8), of richtsnoeren die deze vervangen, om te vermijden dat die richtsnoeren worden omzeild; steunregelingen tot herstel van de schade veroorzaakt door bepaalde natuurrampen zijn hiervan uitgezonderd. Met het oog op rechtszekerheid dienen, om te kunnen bepalen of een onderneming voor de toepassing van deze verordening als een onderneming in moeilijkheden wordt beschouwd, duidelijke criteria te worden vastgesteld die geen beoordeling van alle specifieke aspecten van de situatie van een onderneming vergen.
- (15)
Wat betreft staatssteun is het handhavingsbeleid sterk afhankelijk van de medewerking van de lidstaten. Daarom dienen de lidstaten alle nodige maatregelen te nemen om de naleving van deze verordening te verzekeren, ook waar het gaat om de naleving daarvan bij individuele steunverlening in het kader van regelingen met een groepsvrijstelling.
- (16)
Gezien het hoge risico op ongunstige beïnvloeding van de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt, dienen grote steunbedragen — individueel of gecumuleerd — door de Commissie te worden beoordeeld na aanmelding daarvan. Daarom dienen voor elke categorie steun die binnen het toepassingsgebied van deze verordening valt, plafonds te worden vastgesteld op een niveau dat rekening houdt met de desbetreffende steuncategorie en de ervan te verwachten effecten op de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt. Voor steun welke boven die plafonds uitkomt, dient de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag te blijven gelden. De in deze verordening vastgestelde drempels mogen niet worden omzeild door steunregelingen of steunvoornemens kunstmatig op te splitsen in meerdere steunregelingen of steunvoornemens met vergelijkbare kenmerken, doelstellingen of begunstigden.
- (17)
Met het oog op transparantie, gelijke behandeling en doeltreffend toezicht dient deze verordening alleen van toepassing te zijn op steun waarvan het bruto-subsidie-equivalent vooraf precies kan worden berekend zonder dat een risicoanalyse behoeft te worden uitgevoerd (‘transparante steun’). Voor bepaalde specifieke steuninstrumenten, zoals leningen, garanties, belastingmaatregelen, risicofinancieringsmaatregelen en met name terugbetaalbare voorschotten, dient in deze verordening te worden vastgesteld onder welke omstandigheden deze als transparant kunnen worden beschouwd. Kapitaalinjecties dienen niet als transparante steun te worden beschouwd, onverminderd specifieke voorwaarden ten aanzien van risicofinanciering en starterssteun. Steun in de vorm van garanties dient als transparant te worden beschouwd indien het bruto-subsidie-equivalent is berekend op basis van de safe-harbour-premies die voor het desbetreffende soort onderneming zijn vastgesteld. In het geval van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) vermeldt de mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties (9) niveaus van jaarpremies waarboven een staatsgarantie geacht wordt geen steun te vormen.
- (18)
Om te waarborgen dat de steun noodzakelijk is en als prikkel fungeert om activiteiten of projecten verder te ontwikkelen, dient deze verordening niet te gelden voor activiteiten waartoe de begunstigde hoe dan ook, zelfs zonder de steun, zelf zou zijn overgaan. Steun dient krachtens deze verordening alleen van aanmelding te worden vrijgesteld indien de werkzaamheden aan het project of de activiteit pas nadat de begunstigde schriftelijk een aanvraag voor de steun heeft ingediend, zijn aangevangen.
- (19)
Wat betreft onder deze verordening vallende ad-hocsteun ten behoeve van een begunstigde die een grote onderneming is, dient de lidstaat niet alleen de voorwaarden inzake het stimulerende effect in acht te nemen die gelden voor begunstigden die kmo's zijn, maar zich ook ervan te vergewissen dat de begunstigde — in een intern document — de levensvatbaarheid van het gesteunde project of de gesteunde activiteit heeft onderzocht in een scenario mét en een scenario zonder steun. De lidstaat dient zich ervan te vergewissen dat in dit interne document wordt bevestigd dat er sprake is van een wezenlijke toename in de reikwijdte van het project/de activiteit, een wezenlijke toename van het totale bedrag dat de begunstigde aan het gesteunde project of de gesteunde activiteit uitgeeft, of een wezenlijke verhoging van de snelheid die nodig is om het project of de activiteit in kwestie af te ronden. Regionale steun dient te worden geacht een stimulerend effect te hebben indien het investeringsproject zonder de steun niet in het betrokken steungebied zou zijn uitgevoerd.
- (20)
Voor automatische steunregelingen in de vorm van belastingvoordelen dient nog steeds een specifieke voorwaarde te gelden wat stimulerend effect betreft, aangezien dit soort steun wordt toegekend volgens andere procedures dan bij de overige categorieën steun. Deze regelingen dienen reeds vóór de aanvang van het gesteunde project of de gesteunde activiteit te zijn vastgesteld. Deze voorwaarde dient echter niet te gelden in het geval van fiscale vervolgregelingen, op voorwaarde dat de activiteit al onder de voorafgaande fiscale regelingen in de vorm van belastingvoordelen viel. Voor het beoordelen van het stimulerende effect van die regelingen is het cruciale moment het tijdstip waarop de belastingmaatregel voor het eerst werd vastgesteld in de oorspronkelijke regeling, die nadien door de vervolgregeling is vervangen.
- (21)
Ten aanzien van regionale exploitatiesteun, regionale stadsontwikkelingssteun, steun om kmo's toegang te geven tot financiering, steun ten behoeve van de aanwerving van kwetsbare werknemers, steun ten behoeve van de tewerkstelling van werknemers met een handicap en steun ter compensatie van de bijkomende kosten van de tewerkstelling van werknemers met een handicap, steun in de vorm van kortingen op milieubelastingen, steunmaatregelen tot herstel van de schade veroorzaakt door bepaalde natuurrampen, sociale vervoerssteun ten behoeve van bewoners van afgelegen gebieden, en steun voor sportinfrastructuur en multifunctionele recreatieve infrastructuur geldt de eis van het bestaan van het stimulerende effect niet of dient deze eis geacht te worden in acht te zijn genomen indien de specifieke voorwaarden zijn vervuld welke voor deze categorieën steun in deze verordening zijn vastgesteld.
- (22)
Om te garanderen dat steun evenredig is en tot het noodzakelijke steunbedrag beperkt blijft, dienen maximale steunbedragen, waar mogelijk, te worden vastgesteld als steunintensiteit in verhouding tot een reeks in aanmerking komende kosten. Wanneer de maximale steunintensiteit niet kan worden vastgesteld omdat in aanmerking komende kosten niet kunnen worden geïdentificeerd, of om te voorzien in eenvoudigere instrumenten voor kleine bedragen, dienen maximale steunbedragen als nominale bedragen te worden bepaald om de evenredigheid van steunmaatregelen te verzekeren. De steunintensiteit en de maximale steunbedragen dienen, rekening houdende met de ervaring van de Commissie, op een zodanig niveau te worden vastgesteld dat daarmee de vervalsing van de mededinging in de gesteunde sector tot een minimum beperkt blijft, terwijl toch een passend antwoord wordt geboden voor het marktfalen of het cohesieprobleem. Voor regionale investeringssteun dient de steunintensiteit de volgens de regionale-steunkaarten toegestane steunintensiteiten in acht te nemen.
- (23)
Bij de berekening van de steunintensiteit dienen alleen de in aanmerking komende kosten in rekening te worden genomen. Deze verordening dient geen steun vrij te stellen die de desbetreffende steunintensiteit overschrijdt doordat niet in aanmerking komende kosten in rekening worden genomen. Het bepalen van de in aanmerking komende kosten dient te worden gestaafd door duidelijk, specifiek en actueel bewijsmateriaal. Alle gebruikte cijfers dienen de bedragen vóór aftrek van belastingen of andere heffingen te zijn. Steun die in meerdere tranches wordt uitgekeerd, dient te worden gedisconteerd tot de waarde ervan op het tijdstip van de toekenning van de steun. Ook de in aanmerking komende kosten dienen te worden gedisconteerd tot de waarde op het tijdstip van de toekenning ervan. De rentevoet die voor discontering en voor de berekening van het steunbedrag moet worden gehanteerd indien de steun niet de vorm van een subsidie heeft, dient, onderscheidenlijk, het disconteringspercentage en het referentiepercentage te zijn dat op het tijdstip van de toekenning ervan van toepassing is, zoals bepaald in de mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (10). Wanneer steun wordt toegekend in de vorm van belastingvoordelen, dienen de steuntranches te worden gedisconteerd aan de hand van de disconteringspercentages die gelden op de diverse data waarop de belastingvoordelen beginnen te spelen. Het gebruik van steun in de vorm van terugbetaalbare voorschotten dient te worden bevorderd, omdat dit soort risicodelende instrumenten aanzienlijk bijdraagt tot het versterkte stimulerende effect van steun. Daarom dient te worden bepaald dat, wanneer steun wordt toegekend in de vorm van terugbetaalbare voorschotten, de in deze verordening vastgestelde toepasselijke steunintensiteiten kunnen worden verhoogd, behalve voor regionale steun (omdat dit soort steun alleen kan worden vrijgesteld indien deze in overeenstemming is met de goedgekeurde regionale-steunkaarten).
- (24)
In het geval van belastingvoordelen met betrekking tot in de toekomst verschuldigde belastingen zijn het toepasselijke disconteringspercentage en het precieze bedrag van de steuntranches misschien niet vooraf bekend. In die gevallen dienen de lidstaten vooraf een plafond te bepalen voor de gedisconteerde waarde van de steun, zodat de toepasselijke steunintensiteit in acht wordt genomen. Wanneer nadien het steunbedrag van de steuntranche op een bepaald tijdstip bekend wordt, kan discontering plaatsvinden op basis van het op dat tijdstip toepasselijke disconteringspercentage. De gedisconteerde waarde van elke steuntranche dient in mindering te worden gebracht op het totale maximumbedrag.
- (25)
Om te bepalen of de in deze verordening vastgestelde aanmeldingsdrempels en maximale steunintensiteiten worden nageleefd, dient het totale bedrag aan staatssteun ten behoeve van de gesteunde activiteit of het gesteunde project in aanmerking te worden genomen. Voorts dienen in deze verordening de omstandigheden nader te worden vastgesteld waarin verschillende categorieën steun kunnen worden gecumuleerd. De krachtens deze verordening vrijgestelde steun mag worden gecumuleerd met andere verenigbare steun die krachtens een andere verordening is vrijgesteld of door de Commissie is goedgekeurd, mits die maatregelen verschillende, identificeerbare in aanmerking komende kosten betreffen. Wanneer verschillende bronnen van steun betrekking hebben op dezelfde — elkaar geheel of gedeeltelijk overlappende — in aanmerking komende kosten, dient cumulering te worden toegestaan tot de hoogste steunintensiteit of het hoogste steunbedrag dat krachtens deze verordening voor die steun geldt. Deze verordening dient ook bijzondere regels vast te stellen voor cumulering van steunmaatregelen waarvan de in aanmerking komende kosten wél en niet kunnen worden geïdentificeerd, voor de cumulering met de-minimissteun en voor de cumulering met steun ten behoeve van werknemers met een handicap. De-minimissteun wordt vaak niet toegekend voor of is vaak niet toe te wijzen aan specifieke, identificeerbare in aanmerking komende kosten. In dat geval dient het mogelijk zijn om de-minimissteun vrijelijk te cumuleren met krachtens deze verordening vrijgestelde staatssteun. Wanneer de-minimissteun echter ten behoeve van dezelfde identificeerbare in aanmerking komende kosten wordt toegekend als op grond van deze verordening vrijgestelde staatssteun, dient cumulatie alleen te zijn toegestaan tot de maximale steunintensiteit zoals die in hoofdstuk III van deze verordening is vastgesteld.
- (26)
Centraal door de instellingen, agentschappen, gemeenschappelijke ondernemingen of andere instanties van de Unie beheerde Uniefinanciering die niet direct of indirect onder de controle van de lidstaten staat, vormt geen staatssteun. Wanneer dit soort Uniefinanciering wordt gecombineerd met staatssteun, dient alleen met deze laatste rekening te worden gehouden om te bepalen of de aanmeldingsdrempels en de maximale steunintensiteiten in acht worden genomen, mits het totale bedrag aan overheidsfinanciering dat voor dezelfde in aanmerking komende kosten wordt toegekend, het gunstigste financieringspercentage dat in de toepasselijke regels van het Unierecht is vastgesteld, niet overschrijdt.
- (27)
Aangezien staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag in beginsel verboden is, is het belangrijk dat alle partijen kunnen controleren of steun wordt toegekend met inachtneming van de toepasselijke regels. Transparantie van staatssteun is dus van essentieel belang voor de correcte toepassing van de Verdragsregels en leidt tot betere naleving van de regels, sterkere verantwoordingsplicht, peer-review en uiteindelijk tot een doelmatigere besteding van overheidsmiddelen. Om transparantie te verzekeren, dient van lidstaten te worden verlangd dat zij uitgebreide staatssteunwebsites creëren, op het regionale of het nationale niveau, waarop voor iedere krachtens deze verordening vrijgestelde steunmaatregel beknopte informatie wordt gepubliceerd. Die verplichting dient een voorwaarde te zijn voor de verenigbaarheid van de individuele steun met de interne markt. Volgens de in Richtlijn 2013/37/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot wijziging van Richtlijn 2003/98/EG inzake het hergebruik van overheidsinformatie (11) beschreven standaardpraktijk voor de publicatie van informatie dient een standaardformaat te worden gebruikt waarmee de informatie kan worden doorzocht, gedownloaded[lees: gedownload] en gemakkelijk op het internet kan worden gepubliceerd. De links naar de staatssteunwebsites van alle lidstaten dienen op de website van de Commissie te worden bekendgemaakt. Overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 994/98, gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 733/2013, dient de beknopte informatie over elke steunmaatregel die krachtens deze verordening is vrijgesteld, op de website van de Commissie te worden bekendgemaakt.
- (28)
Om daadwerkelijke monitoring van steunmaatregelen in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 994/98, gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 733/2013, te verzekeren, dienen eisen te worden bepaald ten aanzien van de verslaglegging door de lidstaten met betrekking tot steunmaatregelen die krachtens deze verordening zijn vrijgesteld, en de toepassing van deze verordening. Voorts is het, in het licht van de in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (12) vastgestelde verjaringstermijn, passend om regels vast te stellen betreffende de dossiers die de lidstaten over de krachtens deze verordening vrijgestelde steunmaatregelen moeten bijhouden.
- (29)
Ter versterking van de doeltreffendheid van de in deze verordening uiteengezette verenigbaarheidsvoorwaarden dient het voor de Commissie mogelijk te zijn het voordeel van de groepsvrijstelling in te trekken voor toekomstige steunmaatregelen ingeval die voorwaarden niet worden nageleefd. De Commissie dient de intrekking van het voordeel van de groepsvrijstelling te kunnen beperken tot bepaalde soorten steun, bepaalde begunstigden of door bepaalde autoriteiten vastgestelde steunmaatregelen, wanneer de niet-naleving van deze verordening alleen op een beperkte groep maatregelen of bepaalde autoriteiten ziet. Dit soort gerichte intrekking dient een evenredige oplossing te bieden, die rechtstreeks verband houdt met de geconstateerde niet-nakoming van deze verordening. Ingeval niet aan de in hoofdstukken I en III uiteengezette verenigbaarheidsvoorwaarden wordt voldaan, valt steun niet onder deze verordening en vormt deze bijgevolg onrechtmatige steun, die de Commissie zal onderzoeken in het kader van de desbetreffende procedure zoals die in Verordening (EG) nr. 659/1999 is beschreven. Ingeval de voorwaarden van hoofdstuk II niet zijn vervuld, laat de intrekking van het voordeel van de groepsvrijstelling ten aanzien van toekomstige steunmaatregelen onverlet dat maatregelen uit het verleden die aan deze verordening voldeden, een groepsvrijstelling genoten.
- (30)
Om verschillen die tot mededingingsvervalsingen zouden kunnen leiden, weg te nemen en om de coördinatie van de verschillende Unie-initiatieven en nationale initiatieven met betrekking tot kmo's te vergemakkelijken en om de administratieve duidelijkheid en de rechtszekerheid te bevorderen, dient de voor deze verordening gehanteerde definitie van kmo's te zijn gebaseerd op de definitie in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (13).
- (31)
Doordat met regionale steun de handicaps van achterstandsgebieden worden aangepakt, wordt met dit soort steun de economische, sociale en territoriale cohesie van lidstaten en van de Unie als geheel bevorderd. Regionale steun is bedoeld om de ontwikkeling van gebieden met de grootste achterstand te stimuleren door binnen een duurzaam kader investeringen en banencreatie te ondersteunen. In gebieden die aan de voorwaarden van artikel 107, lid 3, onder a), van het Verdrag voldoen, kan regionale steun worden toegekend voor het stimuleren van de oprichting van nieuwe vestigingen, de uitbreiding van de capaciteit van een bestaande vestiging, de diversificatie van de productie van een vestiging of een fundamentele verandering in het totale productieproces van een bestaande vestiging. Aangezien grote ondernemingen bij hun investeringen in een gebied dat aan de voorwaarden van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag voldoet, minder nadeel van regionale handicaps ondervinden dan kmo's, dient regionale steun aan grote ondernemingen alleen van de verplichting tot aanmelding te worden vrijgesteld in het geval van initiële investeringen ten behoeve van nieuwe economische activiteiten in die gebieden.
- (32)
Wanneer een regionale-steunregeling op een beperkt aantal economische sectoren is gericht, zijn de objectieve en waarschijnlijke effecten van de regeling misschien eerder sectoraal dan horizontaal. Daarom kunnen sectorale regelingen niet van de verplichting tot aanmelding worden vrijgesteld. De Commissie kan echter, wanneer dit soort regelingen worden aangemeld, de mogelijke positieve effecten ervan toetsen aan de toepasselijke richtsnoeren, kaderregelingen of besluiten. Met name is dit het geval voor steunregelingen ten behoeve van economische activiteiten in de kolenindustrie, de scheepsbouw en het vervoer. Voorts worden, gezien de bijzondere kenmerken van de ijzer- en staalindustrie en de synthetischevezelindustrie, de positieve cohesie-effecten geacht niet op te wegen tegen de negatieve effecten van regionale steun in die bedrijfstakken; om die redenen kan in die bedrijfstakken geen regionale steun worden verleend. Ten slotte spelen het toerisme en de breedbandsector een belangrijke rol in de nationale economieën en hebben zij over het algemeen een bijzonder gunstig effect op de regionale ontwikkeling. Regionale-steunregelingen die op toeristische activiteiten en op breedband zijn gericht, dienen daarom van de verplichting tot aanmelding te worden vrijgesteld. Ook de verwerking en afzet van landbouwproducten hebben sterke banden met de lokale en regionale economieën en dienen de groepsvrijstelling te genieten.
- (33)
Voor energieproductie, — distributie en -infrastructuur geldt sectorale interne-marktwetgeving, die tot uiting komt in de criteria die moeten verzekeren dat steun in deze sectoren verenigbaar is met de interne markt en coherent is met het milieu- en energiebeleid van de Unie. Met regionale steun die krachtens deel 1 van deze verordening wordt toegekend, worden doelstellingen inzake economische ontwikkeling en cohesie nagestreefd, zodat voor dit soort steun heel andere verenigbaarheidsvoorwaarden gelden. De bepalingen van deze verordening met betrekking tot regionale steun dienen derhalve niet te gelden voor maatregelen met betrekking tot energieproductie, -distributie en -infrastructuur.
- (34)
Investeringen om ondernemingen in staat te stellen verder te gaan dan Unienormen inzake milieubescherming of om, bij ontstentenis van Unienormen, het niveau van milieubescherming te verhogen, investeringen ten behoeve van vroege aanpassing aan toekomstige Unienormen, investeringen voor energie-efficiëntieprojecten, daaronder begrepen energie-efficiëntieprojecten in gebouwen, investeringen voor de sanering van verontreinigde terreinen, en steun ten behoeve van milieustudies hebben geen rechtstreekse invloed op het functioneren van energiemarkten. Tegelijk kunnen deze investeringen bijdragen zowel aan doelstellingen van regionaal beleid als aan de energie- en milieudoelstellingen van de Europese Unie. In dergelijke gevallen kunnen van deze verordening zowel de bepalingen inzake regionale steun als de bepalingen inzake milieubescherming van toepassing zijn, afhankelijk van het hoofddoel dat met de betrokken maatregel wordt nagestreefd.
- (35)
Om te vermijden dat kapitaalinvesteringen worden begunstigd tegenover investeringen in arbeidskosten, dient het mogelijk te zijn om regionale-investeringssteun te meten hetzij op grond van de investeringskosten, hetzij op grond van de loonkosten van de rechtstreeks door een investeringsproject geschapen arbeidsplaatsen.
- (36)
Regionale investeringssteun dient niet van aanmelding te worden vrijgesteld wanneer deze wordt toegekend aan een begunstigde die dezelfde of een vergelijkbare activiteit in de Europese Economische Ruimte (EER) heeft gesloten in een periode van twee jaar vóór zijn aanvraag voor regionale investeringssteun of die, op het tijdstip van de steunaanvraag, concrete plannen heeft om dit soort activiteit te sluiten binnen een periode van maximaal twee jaar nadat de initiële investering waarvoor steun wordt gevraagd, in het betrokken gebied is voltooid.
- (37)
De Commissie heeft voldoende ervaring opgedaan bij de toepassing van artikel 107, lid 3, onder a) en c), van het Verdrag ten aanzien van regionale exploitatiesteun voor het compenseren van de bijkomende vervoerskosten van in ultraperifere gebieden of in dunbevolkte gebieden geproduceerde goederen en van in die gebieden verder verwerkte goederen, alsmede van de bijkomende productie- en exploitatiekosten (niet zijnde bijkomende vervoerskosten) die ontstaan voor begunstigden die in ultraperifere gebieden zijn gevestigd. Omdat er een risico is op overcompensatie van vervoerskosten als gevolg van bijkomende steun in het kader van de POSEI-programma's in de landbouwsector en omdat niet kan worden uitgesloten dat bepaalde landbouwproducten niet op een andere locatie worden geproduceerd, dient de landbouwsector te worden uitgesloten van op grond van deze verordening verleende regionale exploitatiesteun ter compensatie van bijkomende vervoerskosten in de ultraperifere gebieden of in dunbevolkte gebieden. Regionale exploitatiesteun ter compensatie van bijkomende kosten in de ultraperifere gebieden, niet zijnde bijkomende vervoerskosten, dient alleen als met de interne markt verenigbaar te worden beschouwd en van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag te worden vrijgesteld voor zover de hoogte van die steun beperkt blijft tot ofwel 15 % van de bruto toegevoegde waarde die jaarlijks door de begunstigde in het betrokken ultraperifere gebied wordt gegenereerd, of 25 % van de jaarlijkse arbeidskosten die in het ultraperifere gebied voor rekening van de begunstigde komen, dan wel 10 % van de jaaromzet van de begunstigde in het betrokken ultraperifere gebied. Wanneer de steun niet hoger uitkomt dan het bedrag verkregen via een van deze alternatieve methoden om de bijkomende exploitatiekosten (niet zijnde vervoerskosten) te bepalen, kan deze worden beschouwd als zijnde gerechtvaardigd in termen van bijdrage tot de regionale ontwikkeling en evenredig aan de handicaps waarmee ondernemingen in de ultraperifere gebieden te kampen hebben.
- (38)
Doordat met stadsontwikkelingssteun de hoge concentratie van economische problemen, milieuproblemen en sociale problemen van stedelijke gebieden in op een regionale-steunkaart opgenomen steungebieden worden aangepakt, draagt dit soort steun bij tot de economische, sociale en territoriale cohesie van de lidstaten en de Unie als geheel. Bij de verschillende vormen van marktfalen die met stadsontwikkelingssteun worden aangepakt, gaat het om het klimaat voor de financiering van stadsontwikkeling, het ontbreken van een geïntegreerde benadering van stadsontwikkeling, een tekort aan financiering dat een grotere hefboom op schaarse publieke middelen vergt, en de behoefte aan een zakelijkere benadering van de vernieuwing van stadgebieden. Stadsontwikkelingssteun ten behoeve van de ontwikkeling van participatieve, geïntegreerde en duurzame strategieën voor de aanpak van de bijkomende problemen die in de steungebieden in beeld komen, dient daarom onder de groepsvrijstelling te vallen.
- (39)
Investeringen die, in lijn met de prioriteiten van de Europa 2020-strategie (14), in groene technologie en de omslag naar een koolstofarme economie plaatsvinden in steungebieden zoals die zijn afgebakend op de betrokken regionale-steunkaart, dienen in aanmerking te komen voor hogere steunbedragen via een regionale opslag.
- (40)
Kmo's spelen een bepalende rol bij het scheppen van arbeidsplaatsen en dragen, meer algemeen, bij tot sociale stabiliteit en tot economische ontwikkeling. Toch kan hun ontwikkeling worden geremd door marktfalen, waardoor deze kmo's met de volgende typische handicaps te kampen hebben. Kmo's hebben het, gezien de risicoaversie van bepaalde financiële markten en de beperkte zekerheden die deze ondernemingen kunnen bieden, vaak moeilijk om kapitaal of leningen te krijgen. Door hun beperkte middelen hebben zij mogelijk ook beperktere toegang tot informatie, met name wat betreft nieuwe technologie en potentiële markten. Om de ontwikkeling van de economische activiteiten van kmo's te bevorderen, dienen bij deze verordening dus bepaalde categorieën steun te worden vrijgesteld wanneer deze ten behoeve van kmo's worden verleend. Bij die categorieën dient het met name te gaan om kmo-steun voor investeringen en kmo-steun ten behoeve van deelneming aan beurzen.
- (41)
Kmo's die deelnemen aan projecten voor Europese territoriale samenwerking (ETC) krachtens Verordening (EU) nr. 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende specifieke bepalingen voor steun uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling ter verwezenlijking van de doelstelling ‘Europese territoriale samenwerking’ (15), ondervinden vaak moeilijkheden bij het financieren van de bijkomende kosten die ontstaan door de samenwerking tussen partners die in verschillende gebieden en verschillende lidstaten of in derde landen zijn gevestigd. Gezien het belang van de Europese territoriale samenwerking voor het cohesiebeleid als kader voor de uitvoering van gezamenlijke acties en voor de uitwisseling van beleidsinitiatieven tussen nationale, regionale en lokale actoren uit verschillende lidstaten of derde landen, dient deze verordening een oplossing te bieden voor bepaalde moeilijkheden waarmee projecten voor Europese territoriale samenwerking te maken krijgen, om deze te helpen hun verplichtingen uit hoofde van de staatssteunregels te vervullen. De specifiek met projecten voor Europese territoriale samenwerking verband houdende kwesties waarvoor deze verordening een oplossing dient te bieden, houden verband met de toepasselijke regionale steunintensiteit voor projecten voor Europese territoriale samenwerking, de voor kmo's aan samenwerking verbonden kosten voor projecten voor Europese territoriale samenwerking en verplichtingen met betrekking tot publicatie en informatieverschaffing, verslaglegging en het bijhouden van dossiers met het oog op monitoring.
- (42)
Gelet op de specifieke handicaps en de verschillen tussen kmo's, kunnen verschillende basissteunintensiteiten en verschillende verhogingen gelden.
- (43)
Op grond van de ervaring opgedaan bij de toepassing van de communautaire richtsnoeren inzake staatssteun ter bevordering van risicokapitaalinvesteringen in kleine en middelgrote ondernemingen (16), zijn er in de Unie op de risicokapitaalmarkt een aantal specifieke gevallen van marktfalen ten aanzien van bepaalde soorten investeringen in de verschillende ontwikkelingsfasen van ondernemingen. Dit marktfalen is het gevolg van een imperfecte afstemming van vraag naar en aanbod van risicokapitaal. Daardoor kan het op de markt beschikbare volume risicokapitaal te beperkt zijn en vinden ondernemingen geen financiering, ook al hebben zij een waardevol bedrijfsmodel en groeiperspectieven. De belangrijkste oorzaak van dat marktfalen op de risicokapitaalmarkten, dat met name nadelig blijkt te zijn voor de toegang van kmo's tot kapitaal en dat overheidsmaatregelen kan rechtvaardigen, is imperfecte of asymmetrische informatie. Dit werkt niet alleen ongunstig uit op de verschaffing van risicokapitaal, maar remt voor bepaalde kmo's ook de toegang tot schuldfinanciering af. Bijgevolg dienen risicofinancieringsmaatregelen die particulier kapitaal proberen aan te trekken voor het verschaffen van risicokapitaal aan met een funding gap (financieringskloof) kampende niet-beursgenoteerde kmo's en die zorgen voor winstgerichte investeringsbesluiten en zakelijk fondsbeheer van financiële intermediairs, onder bepaalde voorwaarden van de aanmeldingsverplichting te worden vrijgesteld.
- (44)
Starterssteun voor kleine ondernemingen, steun voor in kmo's gespecialiseerde alternatieve handelsplatforms en steun voor kosten met betrekking tot scouting van kmo's dient, onder bepaalde voorwaarden, van de aanmeldingsverplichting te worden vrijgesteld.
- (45)
Onderzoeks- en ontwikkelingssteun en innovatiesteun kunnen bijdragen tot duurzame economische groei, versterking van de concurrentiepositie en stimulering van de werkgelegenheid. De ervaring die bij de toepassing van Verordening (EG) nr. 800/2008 en van de communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie(17) is opgedaan, leert dat marktfalen kan verhinderen dat de markt de optimale output bereikt, en tot ondoelmatige uitkomsten leidt in verband met externaliteiten, collectieve goederen/kennisspillover, imperfecte en asymmetrische informatie, en coördinatie- en netwerkfalen.
- (46)
Kmo's kunnen moeilijkheden ondervinden om toegang te krijgen tot nieuwe technologische ontwikkelingen, tot kennisoverdracht of tot hooggekwalificeerd personeel. Steun voor onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten, steun voor haalbaarheidsstudies en innovatiesteun voor kmo's — met inbegrip van steun ter dekking van kosten voor industriële eigendomsrechten — kan een oplossing bieden voor die problemen en dient daarom, onder bepaalde voorwaarden, van de verplichting tot aanmelding te worden vrijgesteld.
- (47)
Wat projectsteun voor onderzoek en ontwikkeling betreft, het gesteunde deel van het onderzoeksproject dient volledig binnen de categorieën fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek of experimenteel onderzoek te vallen. Wanneer een project verschillende soorten opdrachten omvat, dient elke opdracht te worden ingedeeld in één van die categorieën of als niet behorend tot één van die categorieën. Deze indeling hoeft niet noodzakelijk chronologisch te zijn — gaande van fundamenteel onderzoek tot activiteiten die dichter bij de markt staan. Bijgevolg is het mogelijk dat een in een latere projectfase uitgevoerde opdracht als industrieel onderzoek wordt aangemerkt. Evenzo kan een activiteit tijdens een eerdere fase experimentele ontwikkeling zijn. Het gesteunde gedeelte van het project kan ook technische haalbaarheidsstudies ter voorbereiding van onderzoeksactiviteiten omvatten.
- (48)
Hoogkwalitatieve onderzoeksinfrastructuur is in toenemende mate noodzakelijk voor baanbrekend onderzoek en innovatie, omdat daarmee internationaal talent wordt aangetrokken, en is van wezenlijk belang voor het ondersteunen van nieuwe informatie- en communicatietechnologie (ict) en Key Enabling Technologies (KET's). Publieke onderzoeksinfrastructuur dient in partnerschap met industrieel onderzoek te blijven functioneren. Toegang tot door de overheid gefinancierde onderzoeksinfrastructuur dient op transparante en niet-discriminerende wijze en op marktvoorwaarden te worden verleend. Indien die voorwaarden niet worden nageleefd, mag de steunmaatregel niet van de verplichting tot aanmelding worden vrijgesteld. Meerdere partijen kunnen een bepaalde onderzoeksinfrastructuur in bezit hebben, exploiteren en gebruiken, en overheidsentiteiten en ondernemingen kunnen infrastructuur in samenwerkingsverband gebruiken.
- (49)
Onderzoeksinfrastructuur kan zowel voor economische als niet-economische activiteiten dienen. Om te vermijden dat via overheidsfinanciering van niet-economische activiteiten staatssteun aan economische activiteiten wordt toegekend, dienen de kosten en financiering van economische en niet-economische activiteiten duidelijk te worden onderscheiden. Wanneer infrastructuur voor zowel economische als niet-economische activiteiten wordt gebruikt, vormt de financiering uit staatsmiddelen van de kosten die met de niet-economische activiteiten verband houden, geen staatssteun. Publieke financiering valt alleen onder de staatssteunregels voor zover daarmee kosten worden gedekt die met de economische activiteiten verband houden. Alleen deze laatste kosten dienen in aanmerking te worden genomen om de inachtneming te garanderen van de aanmeldingsdrempels en de maximale steunintensiteiten. Indien de infrastructuur bijna uitsluitend voor een niet-economische activiteit wordt gebruikt, kan de financiering ervan volledig buiten het toepassingsgebied van de staatssteunregels vallen, op voorwaarde dat de economische activiteit zuiver ondersteunend blijft, d.w.z. een activiteit is die rechtstreeks verband houdt met en noodzakelijk is voor de exploitatie van de infrastructuur of intrinsiek verband houdt met het niet-economische hoofdgebruik ervan, en beperkt is in omvang. Dit dient geacht te worden het geval te zijn wanneer de economische activiteiten dezelfde input (zoals materiaal, uitrusting, arbeid en vast kapitaal) verbruiken als de niet-economische activiteiten en de jaarlijks voor die economische activiteiten uitgetrokken capaciteit ten hoogste 20 % bedraagt van de totale jaarcapaciteit van de onderzoeksinfrastructuur.
- (50)
Steun voor innovatieclusters moet een oplossing bieden voor marktfalen in verband met coördinatieproblemen die de ontwikkeling van clusters in de weg staan of die de wisselwerking en kennisstromen binnen clusters beperken. Staatssteun kan ofwel investeringen in open en gedeelde infrastructuur voor innovatieclusters ondersteunen, ofwel het opereren van clusters ondersteunen, om zo de samenwerking, netwerking en kennisverwerving te versterken. Exploitatiesteun voor innovatieclusters dient echter alleen op tijdelijke basis en voor een beperkte periode — van maximaal tien jaar — te worden toegestaan. De verhouding van het totale verleende steunbedrag ten opzichte van de totale in aanmerking komende kosten mag ten hoogste 50 % bedragen gedurende de periode waarvoor de steun wordt toegekend.
- (51)
Proces- en organisatie-innovatie kan te kampen hebben met marktfalen in de vorm van imperfecte informatie en positieve externaliteiten, die via specifieke maatregelen dienen te worden aangepakt. Steun voor dit soort innovatie is vooral van belang voor kmo's, omdat zij te kampen hebben met beperkingen die hen afremmen in hun mogelijkheden om hun productie- of leveringsmethodes te verbeteren of hun zakelijke praktijken, organisatie op de werkvloer en relaties met de buitenwereld aanzienlijk te verbeteren. Teneinde grote ondernemingen te stimuleren om bij activiteiten inzake proces- en organisatie-innovatie samen te werken met kmo's, dienen ook steunmaatregelen ten behoeve van de kosten van grote ondernemingen voor dit soort activiteiten onder bepaalde voorwaarden de groepsvrijstelling te genieten.
- (52)
Het bevorderen van opleiding en de aanwerving of tewerkstelling van kwetsbare werknemers en werknemers met een handicap is een kerndoelstelling van het economische en sociale beleid van de Unie en haar lidstaten.
- (53)
Opleiding levert doorgaans positieve externaliteiten voor de samenleving als geheel op, omdat daarmee het aanbod van geschoolde arbeidskrachten waaruit andere ondernemingen kunnen putten, vergroot, het concurrentievermogen van de industrie in de Unie verbetert en zij een belangrijke rol in de werkgelegenheidsstrategie van de Unie speelt. Steun voor het bevorderen van opleiding dient dus, op bepaalde voorwaarden, van de verplichting tot aanmelding te worden vrijgesteld. In het licht van de bijzondere handicaps waarmee kmo's te kampen hebben en de verhoudingsgewijs hogere kosten die deze moeten dragen wanneer zij in opleiding investeren, dienen de intensiteiten van de krachtens deze verordening vrijgestelde steun voor kmo's te worden opgetrokken. Voorts dienen de krachtens deze verordening vrijgestelde steunintensiteiten te worden verhoogd indien de opleiding wordt verstrekt aan kwetsbare werknemers of werknemers met een handicap. De kenmerken van de opleiding in het zeevervoer rechtvaardigen voor deze sector een bijzondere benadering.
- (54)
Bepaalde categorieën kwetsbare werknemers en werknemers met een handicap hebben het nog steeds bijzonder moeilijk om de arbeidsmarkt te betreden en zich daar staande te houden. Daarom kunnen overheden maatregelen toepassen die ondernemingen moeten stimuleren de werkgelegenheid voor deze categorieën werknemers, en met name jongeren, uit te breiden. Omdat de arbeidskosten deel uitmaken van de normale exploitatiekosten van een onderneming, dient steun ten behoeve van de tewerkstelling van kwetsbare werknemers en werknemers met een handicap een positief effect op het werkgelegenheidsniveau van deze categorieën werknemers te hebben en mogen ondernemingen hierdoor niet gewoon de kans krijgen om de kosten te verlagen die zij anders zouden moeten dragen. Bijgevolg dient deze categorie steun van de verplichting tot aanmelding te worden vrijgesteld wanneer valt te verwachten dat deze categorieën werknemers daarmee worden geholpen de arbeidsmarkt te betreden of opnieuw te betreden en zich daar staande te houden. Zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's ‘Europese strategie inzake handicaps 2010–2020: Een hernieuwd engagement voor een onbelemmerd Europa’ (18), zijn de kernelementen van de Uniestrategie voor personen met een handicap (die een samenstel is van maatregelen tegen discriminatie, voor gelijke kansen en actieve inclusie) de afspiegeling van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap, waarbij de Europese Unie en het merendeel van de lidstaten partij zijn. Daarom dient in deze verordening sprake te zijn van steun ten behoeve van werknemers met een handicap in de zin van artikel 1 van dat Verdrag.
- (55)
Zoals aangegeven in de mededeling van de Commissie ‘Europa 2020. Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei’ (19), is duurzame groei voor een hulpbronnenefficiënte, groenere en concurrerendere economie een van de basispijlers van de Europa 2020-doelstelling voor slimme, duurzame en inclusieve groei. Duurzame ontwikkeling is onder meer gebaseerd op een hoog niveau van bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu. De sector milieubescherming heeft te maken met marktfalen waardoor ondernemingen, onder normale marktomstandigheden, misschien niet noodzakelijkerwijs een prikkel krijgen om de door hen veroorzaakte vervuiling te verminderen, omdat met dit soort vermindering hun kosten kunnen stijgen zonder dat daar baten tegenover staan. Wanneer ondernemingen niet verplicht zijn de kosten van vervuiling te internaliseren, draagt de samenleving als geheel deze kosten.
- (56)
Het invoeren van verplichte milieunormen kan een oplossing bieden voor dit soort marktfalen. Een hoger niveau van milieubescherming kan worden bereikt door investeringen die verder gaan dan verplichte Unienormen. Om ondernemingen ertoe aan te zetten het niveau van milieubescherming verder te verbeteren dan deze verplichte Unienormen, dient staatssteun in deze sector onder de groepsvrijstelling te vallen. Om lidstaten niet te ontraden verplichte nationale normen vast te stellen die strenger zijn dan de overeenkomstige Unienormen, dient dit soort staatssteun te worden vrijgesteld, ongeacht of er bindende nationale normen bestaan die strenger zijn dan de Unienorm.
- (57)
In beginsel mag geen steun worden verleend wanneer de investeringen ondernemingen laten voldoen aan reeds vastgestelde maar nog niet van toepassing zijnde Unienormen. Staatssteun kan echter ertoe leiden dat ondernemingen hun milieugedrag veranderen indien dit soort staatssteun ondernemingen ertoe aanzet om zich in een vroeg stadium aan te passen aan toekomstige Unienormen voordat die normen van kracht worden en mits die normen niet met terugwerkende kracht van toepassing zijn. Steun voor ondernemingen om zich aan te passen aan toekomstige Unienormen, kan ertoe leiden dat sneller een hoger niveau aan milieubescherming wordt bereikt en daarom dient dit soort steun te worden vrijgesteld.
- (58)
In het kader van de Europa-2020-strategie heeft de Unie zichzelf tot doel gesteld om tegen 2020 tot een verhoging van de energie-efficiëntie met 20 % te komen en heeft zij met name Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG vastgesteld (20), die voorziet in een gemeenschappelijk kader ter bevordering van de energie-efficiëntie binnen de Unie, waarbij de algemene doelstelling wordt nagestreefd van een besparing van ten minste 20 % op het primaire energieverbruik van de Unie. Om die ambities te helpen waarmaken, dienen maatregelen ten behoeve van energie-efficiëntie, hoogrenderende warmtekrachtkoppeling en energie-efficiënte stadsverwarming en -koeling onder de groepsvrijstelling te vallen.
- (59)
Maatregelen ter verhoging van de energie-efficiëntie van gebouwen beantwoorden aan de prioriteiten van de Europa 2020-strategie met betrekking tot de omslag naar een koolstofarme economie. Door het ontbreken van een geïntegreerde benadering voor energie-efficiëntie in gebouwen kampt dit soort investeringen vaak wel met een tekort aan financiering, waardoor sterker een beroep op schaarse publieke middelen moet worden gedaan. Daarom dienen de lidstaten de mogelijkheid te hebben energie-efficiëntie-investeringen in gebouwen te ondersteunen door steun te verlenen niet alleen, volgens de algemene bepalingen voor energie-efficiëntiemaatregelen, in de vorm van directe subsidies aan de eigenaren of huurders van gebouwen, maar ook, krachtens de specifieke bepalingen voor energie-efficiëntieprojecten in gebouwen, in de vorm van leningen en garanties via financiële intermediairs die worden gekozen via een transparant selectiemechanisme.
- (60)
Om de Uniedoelstellingen inzake hernieuwbare energie te bereiken zoals die zijn uiteengezet in Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (21) en, voor zover aanvullende steun nodig is bovenop een reguleringskader zoals het emissiehandelssysteem van de Unie (EU-ETS) van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (22), dient steun voor investeringen ten behoeve van energie uit hernieuwbare energiebronnen onder de groepsvrijstelling te vallen.
- (61)
Gezien de beperkte verstoringen van het handelsverkeer en de mededinging, dient de groepsvrijstelling, onder duidelijk omschreven voorwaarden, ook te gelden voor exploitatiesteun aan kleinschalige installaties die hernieuwbare energie produceren. Exploitatiesteun voor grootschaligere installaties dient onder de groepsvrijstelling te vallen wanneer de concurrentieverstoringen beperkt blijven. Daarom kan dit soort exploitatiesteun een groepsvrijstelling krijgen wanneer deze wordt toegekend voor nieuwe en innovatieve technologieën indien de steun wordt toegekend via een concurrerende biedprocedure die ten minste voor één van dit soort technologieën open staat en gebruikmaakt van een mechanisme waarmee producenten van hernieuwbare energie aan marktprijzen worden blootgesteld. De totale steun die op deze grondslag wordt toegekend, mag niet worden toegekend voor meer dan 5 % van het geplande nieuwe elektrische vermogen uit hernieuwbare energiebronnen. Steun die wordt toegekend via biedprocedures die open staan voor alle technologieën voor hernieuwbare energie, dienen volledig onder de groepsvrijstelling te vallen. Regelingen inzake exploitatiesteun dienen in beginsel open te staan voor andere EVA-Staten en Verdragsluitende Partijen bij de Energiegemeenschap, zodat de verstorende effecten in hun geheel beperkt blijven. lidstaten worden aangemoedigd te overwegen een samenwerkingsmechanisme op te zetten voordat grensoverschrijdende steun wordt toegestaan. Zonder een samenwerkingsmechanisme zal de productie van installaties in andere landen niet meetellen voor hun nationale doelstelling inzake hernieuwbare energie. Gezien deze restricties dienen lidstaten voldoende aanlooptijd te krijgen om geschikte steunregelingen uit te werken die open staan voor andere landen. Daarom is dit soort openstelling geen voorwaarde voor vrijstelling van de verplichting tot aanmelding, aangezien deze niet vereist is op grond van het Verdrag.
- (62)
Wat betreft steun voor de productie van waterkracht, daarvan kan de impact dubbel zijn. Dit soort steun heeft een positief effect in termen van lagere broeikasgasemissies, maar kan ook een negatief effect hebben op watersystemen en de biodiversiteit. Daarom dienen lidstaten bij het toekennen van steun voor waterkracht Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid in acht te nemen (23), en met name artikel 4, lid 7, daarvan waarin criteria zijn bepaald ten aanzien van het toestaan van nieuwe veranderingen van waterlichamen.
- (63)
Steun dient alleen te worden toegekend voor duurzame vormen van hernieuwbare energie. Steun voor biobrandstoffen dient alleen onder deze verordening te vallen voor zover deze wordt toegekend voor duurzame biobrandstoffen overeenkomstig Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad. Evenwel dient steun voor biobrandstoffen op basis van voedingsgewassen te worden uitgesloten van steunverlening op grond van deze verordening, om de omschakeling te stimuleren naar de productie van meer geavanceerde vormen van biobrandstoffen. Steun voor biobrandstoffen waarvoor een leverings- of bijmengverplichting geldt, dient te worden uitgesloten van het toepassingsbereik van de groepsvrijstelling omdat die wettelijke verplichting een voldoende prikkel kan zijn om in deze vormen van hernieuwbare energie te investeren.
- (64)
Steun in de vorm van overeenkomstig Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (24) verleende belastingverlagingen ten gunste van milieubescherming die onder deze verordening valt, kan indirect het milieu ten goede komen. Milieubelastingen dienen echter de maatschappelijke kosten van emissies tot uiting te brengen, terwijl belastingverminderingen negatief op deze doelstelling kunnen inwerken. Daarom lijkt het passend om de looptijd ervan te beperken tot de geldigheidsduur van deze verordening. Na die periode dienen de lidstaten een nieuwe beoordeling te maken of de betrokken belastingverlagingen nog passend zijn. Om de verstoring van de mededinging tot een minimum te beperken, dient de steun op dezelfde wijze te worden verleend voor alle concurrenten die zich in een vergelijkbare feitelijke situatie blijken te bevinden. Om de prijsprikkel die de milieuheffing ondernemingen wil geven, beter te behouden, dienen lidstaten de mogelijkheid te hebben om de regeling inzake belastingvermindering vorm te geven op basis van een mechanisme waarbij jaarlijks een vast compensatiebedrag wordt terugbetaald (belastingteruggave).
- (65)
In het licht van het beginsel ‘de vervuiler betaalt’ dienen de kosten van het bestrijden van de vervuiling te worden gedragen door de vervuiler die de vervuiling heeft veroorzaakt. Steun voor de sanering van verontreinigde terreinen is gerechtvaardigd wanneer het niet mogelijk is om de volgens het toepasselijke recht voor de vervuiling aansprakelijke persoon te identificeren. Evenwel dienen de voorwaarden voor de milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade van toepassing te zijn zoals die zijn vastgesteld in Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade (25), gewijzigd bij Richtlijn 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 betreffende het beheer van afval van winningsindustrieën en houdende wijziging van Richtlijn 2004/35/EG (26) en Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG van de Raad, de Richtlijnen 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG, 2006/12/EG en 2008/1/EG en Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad (27). Daarom dient, om het herstel van bestaande milieuschade te bevorderen, dit soort steun, onder bepaalde voorwaarden, onder de groepsvrijstelling te vallen.
- (66)
Overeenkomstig de afvalhiërarchie zoals die in de kaderrichtlijn afvalstoffen van de Europese Unie is vastgesteld, noemt het Zevende Milieuactieprogramma recycling en hergebruik van afval als een van de prioriteiten van het milieubeleid van de Europese Unie. Staatssteun voor deze activiteiten kan bijdragen tot bescherming van het milieu, mits artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (kaderrichtlijn afvalstoffen) (28) in acht wordt genomen. Bovendien mag dit soort steun vervuilers niet indirect bevrijden van lasten die zij volgens het Unierecht moeten dragen, of van lasten die als normale ondernemingskosten voor de vervuilers dienen te worden beschouwd. Daarom dient steun ten behoeve van dit soort activiteiten onder de groepsvrijstelling te vallen, ook wanneer het afval van andere ondernemingen betreft en wanneer het behandelde materiaal anders bij het afval zou belanden of op een minder milieuvriendelijke wijze zou worden verwerkt.
- (67)
Moderne energie-infrastructuur is van cruciaal belang zowel voor een geïntegreerde energiemarkt als om de Unie in staat te stellen haar klimaat- en energiedoelstellingen te bereiken. Met name draagt de aanleg en modernisering van infrastructuur in steungebieden bij tot de economische, sociale en territoriale cohesie van lidstaten en de Unie als geheel, doordat daarmee investeringen, banencreatie en het functioneren van energiemarkten in de gebieden met de grootste achterstand worden gesteund. Om ongewenste verstorende effecten van dit soort steun te beperken, dient alleen steun voor infrastructuur die onderworpen is aan en in overeenstemming is met de wetgeving inzake de interne energiemarkt een groepsvrijstelling te krijgen.
- (68)
Milieustudies kunnen helpen om de investeringen in beeld te krijgen die nodig zijn om een hoger niveau aan milieubescherming te bereiken. Staatssteun ten behoeve van het uitvoeren van milieustudies ter ondersteuning van investeringen in milieubescherming die onder deze verordening vallen, dient daarom onder de groepsvrijstelling te vallen. Aangezien energieaudits verplicht zijn voor grote ondernemingen, dienen deze daarvoor geen staatssteun te krijgen.
- (69)
Volgens artikel 107, lid 2, onder b), van het Verdrag zijn steunmaatregelen tot herstel van de schade veroorzaakt door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen verenigbaar met de interne markt. Om rechtszekerheid te bieden, is het noodzakelijk om te bepalen welk soort gebeurtenissen die een natuurramp kunnen zijn, door deze verordening worden vrijgesteld. Voor de toepassing van deze verordening dienen aardbevingen, grondverschuivingen en overstromingen met name als gevolg van rivieren of meren die buiten hun oevers treden, lawines, tornado's, orkanen, vulkaanuitbarstingen en natuurbranden met een natuurlijke oorzaak te worden beschouwd als gebeurtenissen die een natuurramp vormen. Schade veroorzaakt door ongunstige weersomstandigheden zoals vorst, hagel, ijs, regen of droogte, die regelmatiger voorkomen, dient niet als natuurramp in de zin van artikel 107, lid 2, onder b), van het Verdrag te worden beschouwd. Om te verzekeren dat steun tot herstel van de schade veroorzaakt door natuurrampen daadwerkelijk onder de vrijstelling valt, dienen met deze verordening, uitgaande van de vaste beschikkingspraktijk, voorwaarden te worden vastgesteld die, indien deze zijn vervuld, garanderen dat steunregelingen tot herstel van de schade veroorzaakt door natuurrampen een groepsvrijstelling kunnen genieten. Die voorwaarden dienen met name verband te houden met de formele erkenning door de autoriteiten van de lidstaten van de gebeurtenis als natuurramp en met een rechtstreeks oorzakelijk verband tussen de natuurramp en de door de begunstigde onderneming (waarbij het ook om ondernemingen in moeilijkheden kan gaan) geleden schade, en dient ervoor te zorgen dat overcompensatie wordt vermeden. De compensatie mag niet méér bedragen dan wat nodig is om de begunstigde in staat te stellen terug te keren naar de situatie zoals die vóór de ramp bestond.
- (70)
Steun ten behoeve van het lucht- en zeevervoer van passagiers is sociaal van aard wanneer daarmee voor bewoners van afgelegen gebieden het probleem van een vaste verbinding wordt aangepakt, door voor hen de kostprijs van bepaalde vervoersbewijzen te verminderen. Dit kan het geval zijn voor ultraperifere gebieden, Malta, Cyprus, Ceuta en Melilla, of eilanden die deel uitmaken van het grondgebied van een lidstaat, en voor dunbevolkte gebieden. Wanneer een afgelegen gebied via diverse vervoersroutes (ook indirecte routes) met de Europese Economische Ruimte is verbonden, dient steun mogelijk te zijn voor al die routes en voor vervoer via alle vervoersmaatschappijen die op die routes actief zijn. Steun dient te worden verleend zonder discriminatie naar identiteit van de vervoersmaatschappij of het soort diensten, die met name lijndiensten, charterdiensten en lagekostendiensten kunnen omvatten.
- (71)
Breedbandconnectiviteit is van strategisch belang voor het behalen van de Europa 2020-doelstelling van slimme, duurzame en inclusieve groei en innovatie, en voor sociale en territoriale cohesie (29). Investeringssteun ten behoeve van breedbandinfrastructuur is bedoeld om de uitrol van dit soort infrastructuur en de daarmee verband houdende civieltechnische werkzaamheden te stimuleren in gebieden waar geen vergelijkbare infrastructuur bestaat of naar verwachting in de nabije toekomst ook niet door marktpartijen zal worden uitgerold. In het licht van de ervaring van de Commissie doet dit soort investeringssteun geen buitensporige verstoringen van het handelsverkeer en de mededinging ontstaan, mits bepaalde voorwaarden worden nageleefd. Dit soort voorwaarden dienen met name in te zetten op het beperken van de concurrentieverstoringen, door de steun afhankelijk te stellen van een technologieneutrale concurrerende selectie en door wholesaletoegang tot de gesubsidieerde netwerken te verzekeren, rekening houdende met de steun die de netwerkbeheerder ontvangt. Alhoewel in bepaalde omstandigheden virtuele ontbundeling als gelijkwaardig met fysieke ontbundeling kan gelden, dient, in afwachting dat meer ervaring is opgedaan, van geval tot geval te worden nagegaan of een bepaald niet-fysiek of virtueel wholesale toegangsproduct als gelijkwaardig met ontbundeling van het aansluitnet (LLU) op het koper- of glasvezelnetwerk kan worden beschouwd. Om die reden, en totdat deze met individuele staatssteunzaken of in het kader van regulering vooraf opgedane ervaring kan worden meegenomen in een toekomstige herziening, dient fysieke ontbundeling te worden verlangd om het voordeel van deze groepsvrijstellingsverordening te kunnen genieten. Wanneer de toekomstige ontwikkeling van kosten en baten onzeker is en er sprake is van grote informatieasymmetrie, dienen de lidstaten ook financieringsmodellen vast te stellen met monitoring- en terugvorderingselementen die een evenwichtige verdeling van onverwachte baten mogelijk maken. Om voor kleine, lokale projecten onevenredig zware lasten te vermijden, dient dit soort modellen alleen te worden opgezet voor projecten die een minimumdrempel overschrijden.
- (72)
In de sector cultuur en instandhouding van het erfgoed vormt een aantal maatregelen van de lidstaten misschien geen steun, omdat deze niet voldoen aan alle criteria van artikel 107, lid 1, van het Verdrag, bijvoorbeeld omdat het geen economische activiteit betreft of omdat het handelsverkeer tussen lidstaten daardoor niet ongunstig wordt beïnvloed. Voor zover die maatregelen onder artikel 107, lid 1, van het Verdrag vallen, geven culturele instellingen en cultuurprojecten meestal geen aanleiding tot aanzienlijke verstoringen van de mededinging, en de beschikkingspraktijk heeft geleerd dat dit soort steun beperkte invloed op het handelsverkeer heeft. Artikel 167 van het Verdrag erkent het belang van de bevordering van cultuur voor de Unie en haar lidstaten en bepaalt dat de Unie bij haar optreden uit hoofde van andere bepalingen van de Verdragen rekening dient te houden met de culturele aspecten, met name om de culturele verscheidenheid te eerbiedigen en te bevorderen. Omdat natuurerfgoed vaak een cruciale rol speelt bij het vormgeven van artistiek en cultureel erfgoed, dient instandhouding van het erfgoed in de zin van deze verordening te worden begrepen als mede omvattend natuurerfgoed met een rechtstreekse band met cultuurerfgoed of dat door de bevoegde overheidsinstanties van een lidstaat formeel is erkend. Gezien het duale karakter van cultuur — als economisch goed dat aanzienlijke mogelijkheden voor het creëren van welvaart en banen biedt, en als drager van identiteit, waarden en zingeving die een afspiegeling zijn van en een bepalende invloed hebben op onze samenlevingen —, dienen de staatssteunregels het specifieke karakter van cultuur en de daarmee verband houdende economische activiteiten te erkennen. Een lijst dient te worden gemaakt van in aanmerking komende culturele doelstellingen en activiteiten en de in aanmerking komende kosten dienen te worden gespecificeerd. De groepsvrijstelling dient te gelden voor zowel investeringssteun als exploitatiesteun die bepaalde drempels onderschrijdt, mits overcompensatie wordt uitgesloten. Ten algemene dienen activiteiten die weliswaar een cultureel aspect hebben, maar die een overwegend commercieel karakter hebben doordat zij een hoger risico op concurrentieverstoringen in zich dragen — zoals (gedrukte of elektronische) kranten en tijdschriften — niet onder deze verordening te vallen. Voorts mag de lijst van in aanmerking komende culturele doelstellingen en activiteiten geen commerciële activiteiten zoals mode, design of videogames omvatten.
- (73)
Audiovisuele werken spelen een belangrijke rol bij de identiteitsvorming in Europa en zijn de vertolking van uiteenlopende tradities van lidstaten en regio's. Hoewel er scherpe concurrentie is met films die buiten de Unie worden geproduceerd, circuleren Europese films, als gevolg van de fragmentering in nationale of regionale markten, weinig buiten hun land van oorsprong. De sector wordt gekenmerkt door hoge investeringskosten, een vermeend gebrek aan winstgevendheid als gevolg van een beperkt publiek en moeilijkheden om bijkomende particuliere financiering te genereren. Door deze factoren heeft de Commissie specifieke criteria uitgewerkt om steun ten behoeve van het schrijven van scenario's, de ontwikkeling, productie, distributie en promotie van audiovisuele werken te toetsen op noodzaak, evenredigheid en geschiktheid. Nieuwe criteria werden ontwikkeld in de mededeling van de Commissie betreffende staatssteun voor films en andere audiovisuele werken (30) en deze dienen tot uiting te komen in de regels voor een groepsvrijstelling voor steunregelingen voor audiovisuele werken. Hogere steunintensiteiten zijn gerechtvaardigd voor grensoverschrijdende producties en coproducties waarvan meer te verwachten valt dat zij in verschillende lidstaten zullen worden gedistribueerd.
- (74)
Maatregelen voor investeringssteun ten behoeve van sportinfrastructuur dienen onder de groepsvrijstelling te vallen indien deze maatregelen, voor zover zij staatssteun vormen, aan de in deze verordening vastgestelde voorwaarden voldoen. In de sportsector vormt een aantal maatregelen van lidstaten misschien geen staatssteun omdat de begunstigde geen economische activiteit verricht of omdat er geen beïnvloeding van het handelsverkeer tussen lidstaten speelt. Dit kan, onder bepaalde omstandigheden, het geval zijn voor steunmaatregelen met een zuiver lokaal karakter of op het gebied van amateursport. Artikel 165 van het Verdrag erkent het belang van de bevordering van de Europese inzet op sportgebied, rekening houdende met de specifieke kenmerken van sport, zijn op vrijwilligerswerk berustende structuren en zijn sociale en educatieve functie. Steun voor infrastructuur die meer dan één recreatief doel dient en die dus multifunctioneel is, dient ook onder de groepsvrijstelling te vallen. Evenwel dient steun aan multifunctionele toeristische infrastructuur (zoals attractieparken en hotelvoorzieningen) alleen te worden vrijgesteld indien deze deel uitmaakt van een regionale-steunregeling ten behoeve van toeristische activiteiten in een steungebied die een bijzonder positief effect hebben op de regionale ontwikkeling. De verenigbaarheidsvoorwaarden voor steun ten behoeve van sportinfrastructuur of multifunctionele infrastructuur dienen met name open en niet-discriminerende toegang tot de infrastructuur te garanderen, alsmede een eerlijke procedure voor de toewijzing aan derden van concessies voor de aanleg, modernisering en/of exploitatie van de infrastructuur, in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van het Unierecht en de Unierechtspraak. Indien sportinfrastructuur door profsportclubs wordt gebruikt, dienen de tariefvoorwaarden voor het gebruik van de infrastructuur door die clubs publiek beschikbaar te worden gesteld, om transparantie en een gelijke behandeling van gebruikers te garanderen. Verzekerd dient te worden dat overcompensatie is uitgesloten.
- (75)
Zoals beklemtoond door de conclusies van de Europese Raad van 17 juni 2010 waarmee deze zich aansluit bij de Europa 2020-strategie (31), dienen de inspanningen te zijn gericht op het aanpakken van de belangrijkste knelpunten die de groei op het niveau van de EU belemmeren, met inbegrip van de knelpunten in de werking van de interne markt en in de infrastructuur. De beschikbaarheid van lokale infrastructuurvoorzieningen is een belangrijke voorwaarde voor de uitbouw van het ondernemings- en consumentenklimaat en het moderniseren en ontwikkelen van de industriële basis, hetgeen ervoor zorgt dat de interne markt volwaardig functioneert in de zin van de aanbeveling van de Raad betreffende de globale richtsnoeren voor het economische beleid van de lidstaten en de Unie (32), die deel uitmaken van de geïntegreerde richtsnoeren Europa 2020.Dit soort infrastructuurvoorzieningen die aan belangstellende partijen op open, transparante en niet-discriminerende basis beschikbaar worden gesteld, helpen een klimaat te creëren dat gunstig is voor particuliere investeringen en groei — en dragen zodoende positief bij tot doelstellingen van gemeenschappelijk belang, en met name de prioriteiten en doelstellingen van de Europa 2020-strategie (33) -, terwijl de risico's op verstoringen beperkt blijven. Een aantal maatregelen die lidstaten met betrekking tot lokale infrastructuurvoorzieningen nemen, vormt geen staatssteun omdat deze niet aan alle criteria van artikel 107, lid 1, van het Verdrag voldoen, bijvoorbeeld omdat de begunstigde geen economische activiteit uitoefent, omdat er geen beïnvloeding van het handelsverkeer tussen de lidstaten is of omdat de maatregel een compensatie vormt voor een dienst van algemeen economisch belang die aan alle criteria van het Altmark-arrest (34) voldoet. Wanneer echter de financiering van dit soort lokale infrastructuurvoorzieningen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag vormt, dient dit soort steun te worden vrijgesteld van de verplichting tot aanmelding wanneer slechts kleine bedragen aan steun worden toegekend.
- (76)
Aangezien steun voor andere soorten infrastructuurvoorzieningen mogelijk onderworpen is aan specifieke en goed vormgegeven criteria die de verenigbaarheid ervan met de interne markt garanderen, dienen de bepalingen van deze verordening met betrekking tot steun voor lokale infrastructuurvoorzieningen niet van toepassing te zijn op de volgende soorten infrastructuurvoorzieningen: onderzoeksinfrastructuur, innovatieclusters, energie-efficiënte stadsverwarming en -koeling, energie-infrastructuur, recycling en hergebruik van afval, breedbandinfrastructuur, cultuur en instandhouding van het erfgoed, sportinfrastructuur en multifunctionele recreatieve infrastructuur, luchthavens en havens.
- (77)
In het licht van de ervaring van de Commissie op dit gebied, dient het staatssteunbeleid periodiek opnieuw te worden bezien. Daarom dient de toepassingsduur van deze verordening te worden beperkt. Overgangsbepalingen dienen te worden vastgesteld, met inbegrip van regels over een aanpassingsperiode voor de vrijgestelde steunregelingen aan het eind van de looptijd van deze verordening. Die regels dienen lidstaten de tijd te geven om zich aan te passen aan een toekomstig raamwerk. Die aanpassingsperiode dient echter niet te gelden voor regionale-steunregelingen, met inbegrip van regionale steunregelingen voor stadsontwikkeling, waarvan de vrijstelling moet aflopen op de datum waarop de goedgekeurde regionale-steunkaarten aflopen, noch voor bepaalde risicofinancieringsteunregelingen,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Onbenoemd Inhoudsopgave
Voetnoten
PB L 142 van 14.5.1998, blz. 1.
PB L 214 van 9.8.2008, blz. 3.
PB L 320 van 30.11.2013, blz. 2.
PB L 204 van 31.7.2013, blz. 11.
COM(2012) 209 final van 8.5.2012.
PB L 336 van 21.12.2010, blz. 24.
PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2.
PB C 296 van 2.10.2012, blz. 3.
PB C 155 van 20.6.2008, blz. 10.
PB C 14 van 19.1.2008, blz. 6.
PB L 175 van 27.6.2013, blz. 1.
PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.
PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36.
EUCO 13/10 REV 1.
PB L 347 van 20.12.2013, blz. 259.
PB C 194 van 18.8.2006, blz. 2.
PB C 323 van 30.12.2006, blz. 1.
COM(2010) 636 final van 15.11.2010.
COM(2010) 2020 final van 3.3.2010.
PB L 315 van 14.11.2012, blz. 1.
PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16.
PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32.
PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1.
PB L 283 van 31.10.2003, blz. 51.
PB L 143 van 30.4.2004, blz. 56.
PB L 102 van 11.4.2006, blz. 15.
PB L 140 van 5.6.2009, blz. 114.
PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3.
COM(2010) 245 final van 19.5.2010.
PB C 332 van 15.11.2013, blz. 1.
EUCO 13/10 REV 1.
PB L 191 van 23.7.2010, blz. 28.
COM(2010) 2020 final van 3.3.2010.
Arrest van 24 juli 2003, zaak C-280/00, Altmark Trans GmbH en Regierungspräsidium Magdeburg/Nahverkehrsgesellschaft Altmark GmbH, in tegenwoordigheid van Oberbundesanwalt beim Bundesverwaltungsgericht, Jurispr. 2003, blz. I-7747.