Einde inhoudsopgave
Wet primair onderwijs BES
Artikel 10 Uitgangspunten en doelstelling onderwijs
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2021
- Bronpublicatie:
23-06-2021, Stb. 2021, 320 (uitgifte: 02-07-2021, kamerstukken: 35352)
- Inwerkingtreding
01-08-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-06-2021, Stb. 2021, 321 (uitgifte: 02-07-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Primair onderwijs
1.
Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat de leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen. Het wordt afgestemd op de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen.
2.
Het onderwijs richt zich in elk geval op de emotionele en de verstandelijke ontwikkeling, en op het ontwikkelen van creativiteit, op het verwerven van noodzakelijke kennis en van sociale, culturele en lichamelijke vaardigheden.
3.
Het onderwijs bevordert actief burgerschap en sociale cohesie op doelgerichte en samenhangende wijze, waarbij het onderwijs zich in ieder geval herkenbaar richt op:
- a.
het bijbrengen van respect voor en kennis van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, zoals verankerd in de Grondwet, en de universeel geldende fundamentele rechten en vrijheden van de mens, en het handelen naar deze basiswaarden op school;
- b.
het ontwikkelen van de sociale en maatschappelijke competenties die de leerling in staat stellen deel uit te maken van en bij te dragen aan de pluriforme, democratische Caribisch Nederlandse samenleving; en
- c.
het bijbrengen van kennis over en respect voor verschillen in godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, afkomst, geslacht, handicap of seksuele gerichtheid alsmede de waarde dat gelijke gevallen gelijk behandeld worden.
3a.
Het bevoegd gezag draagt zorg voor een schoolcultuur die in overeenstemming is met de waarden, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, creëert een omgeving waarin leerlingen worden gestimuleerd actief te oefenen met de omgang met en het handelen naar deze waarden en draagt voorts zorg voor een omgeving waarin leerlingen en personeel zich veilig en geaccepteerd weten, ongeacht de in het derde lid, onder c, genoemde verschillen.
4.
De scholen voorzien in een leerlingvolgsysteem waarin in elk geval de vorderingen van de leerling op de basisvaardigheden worden bijgehouden.
5.
Ten aanzien van leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte, is het onderwijs gericht op individuele begeleiding die is afgestemd op de behoeften van de leerling.
6.
Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat:
- a.
de leerlingen in beginsel binnen een tijdvak van 8 aaneensluitende schooljaren de school kunnen doorlopen;
- b.
de leerlingen in 8 schooljaren ten minste 7 520 uren onderwijs ontvangen, met dien verstande dat de leerlingen in de eerste 4 schooljaren ten minste 3 520 uren onderwijs en in de laatste 4 schooljaren ten minste 3 760 uren onderwijs ontvangen, en aan de leerlingen in de laatste 6 schooljaren ten hoogste 7 weken van het schooljaar 4 dagen per week onderwijs wordt gegeven, die evenwichtig zijn verdeeld over het schooljaar, bij een schoolweek van in beginsel niet minder dan 5 dagen onderwijs, en
- c.
de onderwijsactiviteiten evenwichtig over de dag worden verdeeld.
7.
Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat leerlingen die in verband met ziekte thuis verblijven dan wel zijn opgenomen in een ziekenhuis, op adequate wijze voldoende onderwijs kunnen genieten.
8.
Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat daarbij op structurele en herkenbare wijze aandacht wordt besteed aan het bestrijden van achterstanden in het bijzonder van taalachterstanden.