Einde inhoudsopgave
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel 9.3 Samenstelling college van bestuur; rechtspositie leden
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
27-09-2019, Stb. 2019, 395 (uitgifte: 07-11-2019, kamerstukken: 35089)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-11-2019, Stb. 2019, 434 (uitgifte: 28-11-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
1.
Het college van bestuur bestaat uit ten hoogste drie leden, waaronder de rector magnificus van de universiteit. Bij de benoeming wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met een evenwichtige verdeling van de zetels over mannen en vrouwen.
2.
De benoeming van de leden van het college van bestuur geschiedt op basis van vooraf openbaar gemaakte profielen.
3.
Voor het benoemen van een lid van het college van bestuur stelt de raad van toezicht een sollicitatiecommissie in waarvan in elk geval deel uitmaken:
- a.
een lid van of namens het deel van de universiteitsraad dat uit en door het personeel is gekozen, of een lid van of namens de ondernemingsraad, en
- b.
een lid van of namens het deel van de universiteitsraad dat uit en door de studenten is gekozen, of een lid van of namens het orgaan dat is ingesteld op grond van de medezeggenschapsregeling, bedoeld in artikel 9.30, derde lid.
Alvorens tot benoeming of ontslag van een lid van het college van bestuur over te gaan, hoort de raad van toezicht vertrouwelijk de universiteitsraad of de ondernemingsraad en het orgaan binnen de universiteit dat op grond van de medezeggenschapsregeling, bedoeld in artikel 9.30, derde lid, tweede volzin, is ingesteld, over het voorgenomen besluit tot benoeming of ontslag. Titel 2 van dit hoofdstuk is niet van toepassing. Het horen geschiedt op een zodanig tijdstip dat het van wezenlijke invloed kan zijn op de besluitvorming.
4.
De voorzitter van het college van bestuur wordt uit de leden door de raad van toezicht benoemd.
5.
In het bestuurs- en beheersreglement worden nadere regels gegeven omtrent de wijze van voordracht en benoeming van de rector magnificus.
6.
Een lid van het college van bestuur kan om gewichtige redenen tussentijds worden ontslagen.
7.
Een lid van het college van bestuur kan niet tevens zijn:
- a.
lid van de raad van toezicht van de desbetreffende universiteit,
- b.
decaan van een faculteit of lid van het bestuur daarvan, tenzij een universiteit slechts een faculteit omvat,
- c.
lid van het bestuur van een opleiding, voorzover dat met toepassing van artikel 9.17 is ingesteld, of
- d.
lid van de raad van toezicht of van het college van bestuur van een andere universiteit.