Einde inhoudsopgave
Wet voortgezet onderwijs 2020
Artikel 3.36 Klachtenbehandeling
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2022
- Bronpublicatie:
30-09-2020, Stb. 2020, 379 (uitgifte: 14-10-2020, kamerstukken: 35297)
- Inwerkingtreding
01-08-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-11-2021, Stb. 2021, 599 (uitgifte: 09-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Voortgezet onderwijs
1.
De klager en degene over wie is geklaagd krijgen de gelegenheid:
- a.
hun zienswijze mondeling of schriftelijk toe te lichten; en
- b.
zich bij de behandeling van de klacht te laten bijstaan.
2.
De klachtencommissie beoordeelt de gegrondheid van de klacht en deelt het oordeel, al dan niet vergezeld van aanbevelingen, schriftelijk mede aan de klager, degene over wie is geklaagd en het bevoegd gezag.
3.
Het bevoegd gezag deelt de klager en de klachtencommissie binnen vier weken na ontvangst van het oordeel van de klachtencommissie schriftelijk en gemotiveerd mee of hij het oordeel over de klacht deelt en of en zo ja, welke maatregelen hij zal nemen. Bij afwijking van de termijn, bedoeld in de eerste volzin, doet het bevoegd gezag daarvan gemotiveerd mededeling aan de klager en de klachtencommissie onder vermelding van de termijn waarbinnen het bevoegd gezag zijn besluit bekend zal maken.
4.
Degene die betrokken is bij de uitvoering van dit artikel en daarbij toegang krijgt tot gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijze moet vermoeden, is verplicht tot geheimhouding daarvan, tenzij enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.
5.
Gegevens die betrekking hebben op een klacht worden bewaard op een plaats die uitsluitend toegankelijk is voor de klachtencommissie en het bevoegd gezag.