Einde inhoudsopgave
Arbeidsomstandighedenbesluit
Artikel 7.23a Specifieke bepalingen betreffende het gebruik van ladders en trappen
Geldend
Geldend vanaf 15-12-2018
- Bronpublicatie:
05-12-2018, Stb. 2018, 465 (uitgifte: 14-12-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
15-12-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-12-2018, Stb. 2018, 465 (uitgifte: 14-12-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Ministerie van Algemene Zaken
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
Ministerie van Justitie
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Arbeidsomstandigheden en beroepsschade
1.
Ladders en trappen worden zodanig geplaatst dat bij gebruik hun stabiliteit altijd is gewaarborgd. In ieder geval worden hiertoe de volgende, zo nodig gecombineerde, maatregelen genomen:
- a.
de steunpunten van draagbare ladders en trappen rusten op een stabiele, stevige en onbeweeglijke ondergrond van voldoende omvang, zodat de sporten horizontaal blijven;
- b.
het wegglijden van de voet van draagbare ladders en trappen tijdens het gebruik wordt tegengegaan door een van de volgende, zo nodig gecombineerde, maatregelen:
- 1°
het vastzetten van boven- of onderkant van de ladderbomen;
- 2°
een adequate antislipinrichting;
- 3°
een andere, even doeltreffende maatregel;
- c.
toegangsladders steken tenminste 1 meter uit boven het toegangsniveau, tenzij andere voorzieningen een veilig houvast mogelijk maken;
- d.
verrolbare ladders en trappen worden vastgezet voordat zij worden betreden; of
- e.
hangladders worden stevig vastgemaakt en, met uitzondering van touwladders, zodanig dat zij niet kunnen verschuiven en dat heen en weer zwaaien wordt vermeden.
2.
Bij gebruik van ladders en trappen hebben werknemers altijd veilige steun en houvast. In ieder geval worden hiertoe de volgende, zo nodig gecombineerde, maatregelen genomen:
- a.
het met de hand dragen van lasten op een ladder of een trap mag in geen geval een veilig houvast belemmeren;
- b.
hangladders worden stevig vastgemaakt en, met uitzondering van touwladders, zodanig dat zij niet kunnen verschuiven en dat heen en weer zwaaien wordt vermeden; of
- c.
de verschillende delen van meerdelige ladders en schuifladders verschuiven niet ten opzichte van elkaar tijdens gebruik.