Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012
Artikel 429 sexies Opslagfactor voor tegenpartijkredietrisico voor effectenfinancieringstransacties
Geldend
Geldend vanaf 27-06-2019
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 28-06-2021.
- Bronpublicatie:
20-05-2019, PbEU 2019, L 150 (uitgifte: 07-06-2019, regelingnummer: 2019/876)
- Inwerkingtreding
27-06-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-05-2019, PbEU 2019, L 150 (uitgifte: 07-06-2019, regelingnummer: 2019/876)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Naast de berekening van de blootstellingswaarde van effectenfinancieringstransacties, met inbegrip van die buiten de balanstelling overeenkomstig artikel 429 ter, lid 1, nemen instellingen in de maatstaf van totale blootstelling een opslagfactor op voor tegenpartijkredietrisico die overeenkomstig lid 2 of lid 3 van dit artikel wordt berekend, naargelang het geval.
2.
Bij transacties met een tegenpartij welke niet vallen onder een kaderverrekeningsovereenkomst die aan de in artikel 206 beschreven voorwaarden voldoet, berekenen instellingen de opslagfactor per transactie volgens de volgende formule:
waarbij:
= | de opslagfactor; | |
i | = | de index die de transactie aangeeft; |
Ei | = | de reële waarde van de effecten of contanten die krachtens transactie i aan de tegenpartij in lening zijn gegeven; en |
Ci | = | de reële waarde van de effecten of contanten die krachtens transactie i van de tegenpartij zijn ontvangen. |
Instellingen kunnen op nul stellen indien Ei gelijk is aan de aan een tegenpartij in lening gegeven contanten en de betrokken vordering in contanten niet in aanmerking komt voor de verrekeningsbehandeling van artikel 429 ter, lid 4.
3.
Bij transacties met een tegenpartij welke vallen onder een kaderverrekeningsovereenkomst die aan de voorwaarden van artikel 206 voldoet, berekenen instellingen de opslagfactor voor transacties per overeenkomst volgens de volgende formule:
waarbij:
= | de opslagfactor; | |
i | = | de index die de verrekeningsovereenkomst aangeeft; |
Ei | = | de reële waarde van de effecten of contanten die aan de tegenpartij in lening zijn gegeven voor de transacties die onder kaderverrekeningsovereenkomst i vallen; en |
Ci | = | de reële waarde van de effecten of contanten die zijn ontvangen van de tegenpartij die onder kaderverrekeningsovereenkomst i valt. |
4.
Voor de toepassing van de leden 2 en 3 omvat de term tegenpartij ook tripartiete agenten die zekerheden in deposito nemen en de zekerheden beheren in geval van tripartiete transacties.
5.
In afwijking van lid 1 van dit artikel kunnen instellingen de methode van artikel 222 gebruiken, onder voorbehoud van een vloer van 20 % voor het toepasselijke risicogewicht, om de opslagfactor voor effectenfinancieringstransacties, met inbegrip van die buiten de balanstelling, te bepalen. Instellingen mogen die methode alleen gebruiken indien zij deze ook gebruiken voor de berekening van de blootstellingswaarde van die transacties om aan de eigenvermogensvereisten van artikel 92, lid 1, punten a), b) en c), te voldoen.
6.
Indien voor een retrocessietransactie de verkoop wordt verantwoord krachtens het toepasselijk kader voor financiële verslaggeving, worden alle aan de verkoop gerelateerde posten door de instelling teruggeboekt.
7.
Indien een instelling als agent optreedt tussen twee partijen bij een effectenfinancieringstransactie, inclusief een transactie buiten de balanstelling, gelden de volgende bepalingen voor de berekening van de maatstaf van totale blootstelling van de instelling:
- a)
indien de instelling aan één van de partijen bij de effectenfinancieringstransactie een vergoeding of garantie verschaft die beperkt is tot het eventuele verschil tussen de waarde van de effecten of contanten die de partij heeft uitgeleend en de waarde van de zekerheden die de kredietnemer heeft verstrekt, neemt de instelling in de maatstaf van totale blootstelling alleen de opslagfactor op die overeenkomstig lid 2 of lid 3 is berekend, al naargelang het geval;
- b)
indien de instelling geen van de betrokken partijen een vergoeding of garantie verschaft, wordt de transactie niet in de maatstaf van totale blootstelling opgenomen;
- c)
indien de economische blootstelling van de instelling aan de onderliggende effecten of contanten bij de transactie groter is dan de aan de hand van de opslagfactor verkregen blootstelling, neemt de instelling in de maatstaf van totale blootstelling ook het volledige bedrag van de effecten of de contanten op waaraan zij is blootgesteld;
- d)
indien de instelling die als agent optreedt, een vergoeding of garantie verschaft aan beide partijen die bij een effectenfinancieringstransactie betrokken zijn, berekent de instelling haar maatstaf van totale blootstelling overeenkomstig de punten a), b) en c) afzonderlijk voor elke partij die bij de transactie betrokken is.