Einde inhoudsopgave
Wet belasting zware motorrijtuigen
Artikel 13 [Naheffing en boete]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
18-12-2019, Stcrt. 2019, 66970 (uitgifte: 30-12-2019, regelingnummer: 2019-0000202068)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2019, Stcrt. 2019, 66970 (uitgifte: 30-12-2019, regelingnummer: 2019-0000202068)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Ministerie van Buitenlandse Zaken
- Vakgebied(en)
Belastingheffing van motorrijtuigen (V)
Belastingheffing van motorrijtuigen / Belasting van zware motorrijtuigen
1.
Indien wordt geconstateerd dat de verschuldigde belasting niet, niet tijdig of niet geheel is betaald, vormt dit een verzuim ter zake waarvan de inspecteur, in afwijking van de artikelen 67b, 67c en 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, een bestuurlijke boete van ten hoogste € 5.514 kan opleggen aan de houder.
2.
Artikel 67cb van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van overeenkomstige toepassing op het bedrag van de boete, genoemd in het eerste lid.
3.
Indien de verschuldigde belasting wordt nageheven, legt de inspecteur de boete op gelijktijdig met de vaststelling van de naheffingsaanslag. In andere gevallen vervalt, in afwijking van artikel 5:45, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, de bevoegdheid tot het opleggen van de boete door verloop van vijf jaren na het einde van het kalenderjaar waarin de constatering, bedoeld in het eerste lid, heeft plaatsgevonden.