Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2019/816 tot invoering van een gecentraliseerd systeem voor de vaststelling welke lidstaten over informatie beschikken inzake veroordelingen van onderdanen van derde landen en staatlozen (Ecris-TCN) ter aanvulling van het Europees Strafregisterinformatiesysteem en tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1726
Artikel 36 Controle en evaluatie
Geldend
Geldend vanaf 11-06-2019
- Bronpublicatie:
17-04-2019, PbEU 2019, L 135 (uitgifte: 22-05-2019, regelingnummer: 2019/816)
- Inwerkingtreding
11-06-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-04-2019, PbEU 2019, L 135 (uitgifte: 22-05-2019, regelingnummer: 2019/816)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Rechtsbescherming
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
1.
Eu-LISA zorgt ervoor dat er procedures voorhanden zijn om de ontwikkeling van Ecris-TCN te controleren in het licht van de doelstellingen op het gebied van planning en kosten, en om de werking van Ecris-TCN en de Ecris-referentie-implementatie te controleren in het licht van doelstellingen inzake de technische resultaten, de kosteneffectiviteit, de beveiliging en de kwaliteit van de dienstverlening.
2.
Ten behoeve van de controle op de werking van Ecris-TCN en het technisch onderhoud ervan krijgt eu-LISA toegang tot de noodzakelijke informatie met betrekking tot de in Ecris-TCN en de Ecris-referentie-implementatie verrichte gegevensverwerkingshandelingen.
3.
Uiterlijk op 12 december 2019 en vervolgens om de zes maanden tijdens de ontwerp- en ontwikkelingsfase, legt eu-LISA het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de stand van zaken van de ontwikkeling van Ecris-TCN en van de Ecris-referentie-implementatie.
4.
Het verslag waarnaar in lid 3 wordt verwezen, bevat een overzicht van de actuele kosten en de voortgang van het project, een evaluatie van de financiële gevolgen, alsmede informatie over eventuele technische problemen en risico's die gevolgen kunnen hebben voor de totale kosten van Ecris-TCN die overeenkomstig artikel 33 ten laste komen van de algemene begroting van de Unie.
5.
Indien het ontwikkelingsproces aanzienlijke vertraging oploopt, stelt eu-LISA het Europees Parlement en de Raad onmiddellijk op de hoogte van de redenen van deze vertraging, de gevolgen voor het tijdschema en de financiële consequenties.
6.
Wanneer de ontwikkeling van Ecris-TCN en de Ecris-referentie-implementatie is afgerond, dient eu-LISA bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in waarin wordt uiteengezet hoe de doelstellingen, met name die welke betrekking hebben op de planning en kosten, zijn bereikt en waarin eventuele afwijkingen worden gemotiveerd.
7.
Wanneer een technische upgrade van Ecris-TCN veel kosten kan meebrengen, brengt eu-LISA het Europees Parlement en de Raad daarvan op de hoogte.
8.
Twee jaar na de ingebruikneming van Ecris-TCN, en vervolgens jaarlijks, dient eu-LISA bij de Commissie een verslag in over de technische werking, met inbegrip van de beveiliging, van Ecris-TCN en de Ecris-referentie-implementatie, met name op basis van de statistieken over de werking en het gebruik van Ecris-TCN en over de uitwisseling van strafregistergegevens via de Ecris-referentie-implementatie.
9.
Vier jaar na de ingebruikneming van Ecris-TCN, en vervolgens om de vier jaar, verricht de Commissie een algemene evaluatie van Ecris-TCN en de Ecris-referentie-implementatie. In het daarbij opgestelde algemene evaluatieverslag wordt de toepassing van deze verordening beoordeeld, worden de bereikte resultaten afgezet tegen de doelstellingen en worden de gevolgen voor de grondrechten beoordeeld. Het verslag beoordeelt ook of de uitgangspunten van de werking van Ecris-TCN nog steeds gelden, naast de relevantie van het gebruik van de biometrische gegevens die voor de doelstellingen van Ecris-TCN gebruikt worden, de beveiliging van Ecris-TCN en eventuele veiligheidsimplicaties voor toekomstige werkzaamheden. De evaluatie omvat de nodige aanbevelingen. De Commissie zendt het verslag toe aan het Europees Parlement, de Raad, de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten.
10.
Voorts omvat de eerste algemene evaluatie bedoeld in lid 9 een beoordeling van:
- a)
de mate waarin, op basis van relevante statistische gegevens en verdere informatie van de lidstaten, de opneming in Ecris-TCN van identiteitsgegevens van burgers van de Unie die ook de nationaliteit van een derde land hebben, heeft bijgedragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening;
- b)
de mogelijkheid voor sommige lidstaten om de nationale Ecris-implementatiesoftware te blijven gebruiken, als bedoeld in artikel 4;
- c)
de invoering van vingerafdrukgegevens in Ecris-TCN, in het bijzonder de toepassing van de minimumcriteria bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b), punt ii);
- d)
de gevolgen van Ecris en Ecris-TCN voor de bescherming van persoonsgegevens.
De beoordeling kan indien nodig vergezeld gaan van wetgevingsvoorstellen. Latere algemene evaluaties kunnen een beoordeling van één of meer van deze aspecten omvatten.
11.
De lidstaten, Eurojust, Europol en het EOM verstrekken eu-LISA en de Commissie de informatie die nodig is om de in de leden 3, 8 en 9 bedoelde verslagen op te stellen overeenkomstig de door de Commissie en/of eu-LISA vooraf bepaalde kwantitatieve indicatoren. Deze informatie mag de werkmethoden niet in gevaar brengen noch informatie bevatten waardoor bronnen, namen van personeelsleden of onderzoeken worden onthuld.
12.
In voorkomend geval verstrekken de toezichthoudende instanties aan eu-LISA en de Commissie de informatie die nodig is om de in lid 9 bedoelde verslagen op te stellen overeenkomstig de door de Commissie en/of eu-LISA vooraf bepaalde kwantitatieve indicatoren. Deze informatie mag de werkmethoden niet in gevaar brengen noch informatie bevatten waardoor bronnen, namen van personeelsleden of onderzoeken worden onthuld.
13.
Eu-LISA verstrekt de Commissie de informatie die nodig is om de in lid 9 bedoelde algemene evaluaties op te stellen.