Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsbeschikking vennootschapsbelasting 1971
Artikel 2a
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2012
- Redactionele toelichting
Deze wijziging vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 01-01-2012.
- Bronpublicatie:
30-12-2011, Stcrt. 2011, 22974 (uitgifte: 30-12-2011, regelingnummer: DB2011/402M)
- Inwerkingtreding
01-01-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-12-2011, Stcrt. 2011, 22974 (uitgifte: 30-12-2011, regelingnummer: DB2011/402M)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Concernfinancieringsactiviteit
Vennootschapsbelasting / Deelnemingsvrijstelling
1.
Voor de toepassing van artikel 13, twaalfde lid, onderdeel b, onder 1°, van de wet worden de werkzaamheden van een lichaam als daar bedoeld aangemerkt als actieve financieringswerkzaamheden indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- a.
het lichaam houdt zich anders dan incidenteel bezig met het arrangeren en uitvoeren van financiële transacties ten behoeve van tot het concern behorende lichamen;
- b.
het feitelijk van derden aangetrokken vreemd vermogen bedraagt doorgaans ten minste 20% van de waarde in het economische verkeer van de activa van het lichaam;
- c.
het lichaam voert niet langer dan 12 maanden achtereen het beheer over overtollige liquiditeiten die meer belopen dan 10% van het gestorte kapitaal van het lichaam, waarbij kortlopende beleggingen welke worden aangehouden met het oog op de verwerving van deelnemingen buiten beschouwing blijven;
- d.
het lichaam is in zijn bestuur en de dagelijkse bedrijfsvoering, waarbij de normale bemoeienis met de bedrijfsvoering door de aandeelhouder of de concernleiding buiten beschouwing blijft, zelfstandig;
- e.
het aantal personen in dienstbetrekking tot het lichaam, hun bevoegdheden en verantwoordelijkheden zijn in overeenstemming met de aard en functie van het lichaam en het lichaam beschikt over een eigen kantoor dat is voorzien van in de financiële sector gebruikelijke faciliteiten; en
- f.
het lichaam verricht de voor deze regeling relevante transacties via eigen bankrekeningen.
2.
Indien het lichaam niet voldoet aan de in het eerste lid, onder b, opgenomen voorwaarde wordt het lichaam geacht aan deze voorwaarde te voldoen indien de belastingplichtige aannemelijk maakt dat de behoefte van de tot het concern behorende lichamen waarvoor het lichaam financieringswerkzaamheden verricht, aan feitelijk van derden aangetrokken vreemd vermogen minder is dan 20% van de waarde in het economische verkeer van de activa van het lichaam alsmede dat voornoemde tot het concern behorende lichamen, behoudens vanwege specifieke zakelijke redenen, zelf geen vreemd vermogen feitelijk van derden hebben aangetrokken. Specifieke zakelijke redenen als bedoeld in de vorige volzin doen zich in ieder geval voor, voor zover:
- a.
het lichaam en een ander tot het concern behorend lichaam in verschillende landen zijn gevestigd en de valuta van het vestigingsland van het andere concernlichaam aan dusdanig grote koersschommelingen onderhevig is dat het voor dat andere concernlichaam niet wenselijk was om feitelijk vreemd vermogen van derden aan te trekken in een andere valuta dan die van zijn vestigingsland;
- b.
het andere concernlichaam kortlopende kredieten heeft verkregen van zijn leveranciers; of
- c.
door het andere concernlichaam ter financiering van onroerende zaken hypothecaire leningen zijn aangegaan in het land waar deze zaken zijn gelegen.
3.
Onder feitelijk van derden aangetrokken vreemd vermogen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt mede begrepen vreemd vermogen dat verband houdt met door een ander tot het concern behorend lichaam feitelijk van derden aangetrokken vreemd vermogen indien dat andere lichaam om zakelijke redenen het binnen het concern benodigde vreemd vermogen van derden aantrekt.
4.
Voor de toepassing van dit artikel wordt als concern aangemerkt de belastingplichtige tezamen met de met hem verbonden lichamen als bedoeld in artikel 10a, vierde lid, van de wet.
5.
Het eerste tot en met vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing bij de bepaling of, voor de toepassing van artikel 15g, tweede lid, onderdeel a, van de wet, de werkzaamheden van een buitenlandse onderneming als bedoeld in dat artikel, worden aangemerkt als actieve financieringswerkzaamheden, met dien verstande dat:
- a.
onder lichaam mede een buitenlandse onderneming wordt verstaan, en
- b.
voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel b, wordt uitgegaan van het vreemd vermogen is, dat onderscheidenlijk de activa die zijn, toe te rekenen aan de buitenlandse onderneming.