Einde inhoudsopgave
Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015
Artikel 104
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2017
- Redactionele toelichting
De wijzigingsopdracht betreffende de zinsnede 'toegelaten instellingen en dochtermaatschappijen' kan niet worden doorgevoerd.
- Bronpublicatie:
06-06-2017, Stb. 2017, 240 (uitgifte: 14-06-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-03-2017, Stb. 2017, 111 (uitgifte: 24-03-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de Veegwet wonen (25-01-2017, Stb. 25).
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Algemeen
Volkshuisvesting en wonen / Algemeen
1.
Het reglement, bedoeld in artikel 55a, tweede lid, van de wet, bevordert dat het financiële beleid en beheer van de toegelaten instelling, de dochtermaatschappij en de verbonden onderneming waarvan de toegelaten instelling meer dan de helft van de bestuurders kan benoemen of ontslaan, dienstbaar is aan het bereiken van haar doelstellingen op het terrein van de volkshuisvesting en gericht is op het waarborgen van haar financiële continuïteit. Het reglement bevordert voorts het optimaal beheersen van financiële risico’s en het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van wettelijke voorschriften.
2.
Het reglement bepaalt:
- a.
de doelstellingen van het financiële beleid en beheer en de samenhang tussen die doelstellingen en de doelstellingen van de toegelaten instelling, de dochtermaatschappij en de verbonden onderneming waarvan de toegelaten instelling meer dan de helft van de bestuurders kan benoemen of ontslaan, op het terrein van de volkshuisvesting;
- b.
dat de toegelaten instelling, de dochtermaatschappij en de verbonden onderneming waarvan de toegelaten instelling meer dan de helft van de bestuurders kan benoemen of ontslaan, beschikt over een meerjarenbegroting voor ten minste de vijf kalenderjaren volgend op het laatst afgesloten boekjaar;
- c.
de voor die kalenderjaren te hanteren streefwaarden en prestatieindicatoren, die betrekking hebben op de in die jaren verwachte financiële situatie en financiële risico’s, en in elk geval het verwachte kasstroomsaldo, de verwachte liquiditeitspositie, de verwachte solvabiliteit en de verwachte financieringsbehoefte van de toegelaten instelling, de dochtermaatschappij en de verbonden onderneming waarvan de toegelaten instelling meer dan de helft van de bestuurders kan benoemen of ontslaan, betreffen;
- d.
dat de toegelaten instelling in het jaarverslag, bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de wet, op bij ministeriële regeling te bepalen wijze melding maakt van de met haar verbonden ondernemingen, en
- e.
de, door de raad van commissarissen vast te stellen, bedragen die ten hoogste met een besluit van het bestuur gemoeid mogen zijn zonder dat het onderworpen is aan goedkeuring van de raad van commissarissen, en de criteria voor die goedkeuring.
3.
Het reglement omvat nadere bepalingen voor collegiale leningen en beleggingen, overeenkomstig bij ministeriële regeling daaromtrent te geven voorschriften.