Wijzigingswet Wet op het financieel toezicht, enz. (implementatie richtlijn nr. 2011/61/EU)
Artikel VII
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2014
- Bronpublicatie:
25-11-2013, Stb. 2013, 487 (uitgifte: 05-12-2013, kamerstukken: 33632)
- Inwerkingtreding
01-01-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2013, Stb. 2013, 552 (uitgifte: 19-12-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
1.
Artikel 2:65 van de Wet op het financieel toezicht is niet van toepassing op de beheerder van een beleggingsinstelling, niet zijnde een instelling voor collectieve belegging in effecten, die onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet een beleggingsinstelling met zetel in Nederland beheerde waarvan de rechten van deelneming niet op verzoek van de deelnemers ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald, indien na 22 juli 2013 geen beleggingen meer worden gedaan.
2.
Artikel 2:65 van de Wet op het financieel toezicht is niet van toepassing op de beheerder van een beleggingsinstelling, niet zijnde een instelling voor collectieve belegging in effecten, die een beleggingsinstelling met zetel in Nederland beheert:
- a.
waarvan de rechten van deelneming niet op verzoek van de deelnemers ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald;
- b.
waarvan de inschrijving door beleggers op rechten van deelneming voor 22 juli 2011 gesloten is; en
- c.
die is opgericht voor een periode die uiterlijk 22 juli 2016 afloopt.
Op deze beheerder zijn de artikelen 4:37o, 5:25c en de paragrafen 4.3.1.4a en 4.3.1.4b van de Wet op het financieel toezicht, van toepassing.
3.
Onverminderd het eerste en tweede lid is artikel 2:65 van de Wet op het financieel toezicht tot en met 21 juli 2014 niet van toepassing op een beheerder van een beleggingsinstelling, niet zijnde een instelling voor collectieve belegging in effecten, die onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet zijn beroep of bedrijf in Nederland uitoefende en daartoe op grond van de Wet op het financieel toezicht bevoegd was. Op deze beheerder van een beleggingsinstelling blijven tot en met 21 juli 2014 de regels met betrekking tot het aanbieden van rechten van deelneming in een beleggingsinstelling van toepassing zoals die onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet voor een beheerder golden.
4.
Indien de beheerder, bedoeld in het derde lid, voor 22 juli 2014 een vergunning als bedoeld in artikel 2:65 van de Wet op het financieel toezicht aanvraagt, en:
- a.
indien door de Stichting Autoriteit Financiële Markten voor 22 juli 2014 op de aanvraag wordt beslist, eindigt, in afwijking van het derde lid, de in dat lid genoemde termijn op de dag waarop de Stichting Autoriteit Financiële Markten beslist op de aanvraag; of
- b.
indien door de Stichting Autoriteit Financiële Markten na 22 juli 2014 op de aanvraag wordt beslist, wordt, in afwijking van het derde lid, de in dat lid genoemde termijn verlengd tot en met de dag waarop de Stichting Autoriteit Financiële Markten beslist op de aanvraag.
5.
Een vergunning die op grond van artikel 2:65, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht voor inwerkingtreding van deze wet is verleend aan een beheerder van een beleggingsinstelling, niet zijnde een instelling voor collectieve belegging in effecten, die zijn beroep of bedrijf op 22 juli 2014 uitoefent, wordt vanaf die datum gelijkgesteld met een vergunning als bedoeld in artikel 2:65 van de Wet op het financieel toezicht, zoals dat artikel na inwerkingtreding van deze wet luidt.
6.
Een vergunning die op grond van artikel 2:65 van de Wet op het financieel toezicht met betrekking tot instellingen voor collectieve belegging in effecten is verleend wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet gelijkgesteld met een vergunning als bedoeld in artikel 2:69b van de Wet op het financieel toezicht, zoals dat artikel na inwerkingtreding van deze wet luidt.
7.
In afwijking van artikel 4:37i, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht kan de Stichting Autoriteit Financiële Markten toestaan dat tot en met 21 juli 2017:
- a.
een buitenlandse beheerder van een beleggingsinstelling met zetel in een staat die geen lidstaat is die een Nederlandse beleggingsinstelling beheert; of
- b.
een beheerder van een beleggingsinstelling welke beheerder zetel in Nederland heeft en een beleggingsinstelling met zetel in een lidstaat beheert, voor zover die beleggingsinstelling geen vergunning bezit of is geregistreerd;
een bewaarder aanstelt die is gevestigd in een andere lidstaat dan de lidstaat waarin de beleggingsinstelling is gevestigd.