Einde inhoudsopgave
Omgevingsverordening Limburg
Artikel 2.7 Uitzonderingen
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2011
- Bronpublicatie:
17-12-2010, Provinciaal blad van Limburg 2010, 86 (uitgifte: 24-12-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-12-2010, Provinciaal blad van Limburg 2010, 86 (uitgifte: 24-12-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Algemeen
1.
Het verbod van artikel 2.6, aanhef en onder b en c, geldt niet voor:
- a.
het voorhanden hebben, vervoeren en gebruiken van geringe hoeveelheden schadelijke stoffen die dienen of gediend hebben voor normaal gebruik, mits bewaard in een deugdelijke verpakking en deugdelijk beschermd tegen invloeden van buiten;
- b.
het vervoeren en gebruiken van middelen ter bestrijding van gladheid van wegen;
- c.
het voorhanden hebben, vervoeren en gebruiken van schadelijke stoffen die nodig zijn voor openbare drinkwaterproductie;
- d.
het voorhanden hebben, vervoeren en gebruiken van gewasbeschermingsmiddelen en biociden die in grondwaterbeschermingsgebieden zijn toegelaten ingevolge de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden;
- e.
het vervoeren van schadelijke stoffen in afgesloten, vloeistofdichte tanks van tankwagens of tankwagons, en van schadelijke stoffen in een deugdelijke, gesloten verpakking op zodanige wijze dat geen gevaar voor verspreiding bestaat.
2.
De verboden van artikel 2.5, derde lid, aanhef en onder c en artikel 2.6 aanhef en onder e, f en g,
gelden niet voor:
- a.
werkzaamheden ten behoeve van waterwinning met het oog op openbare drinkwaterproductie;
- b.
het hebben van een boorput ten behoeve van het grondwaterbeheer overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de Wet bodembescherming en de Waterwet;
- c.
het saneren van de bodem en het verrichten van handelingen ten gevolge waarvan een bodemverontreiniging wordt verminderd of verplaatst, indien dat gebeurt overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de Wet bodembescherming;
- d.
bodemonderzoeken die bij of krachtens de wet zijn voorgeschreven.
3.
Indien bij de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden sprake is van een boorput, geldt de uitzondering uitsluitend indien het VKB-protocol 2006 Mechanisch boren als bedoeld in de Regeling bodemkwaliteit in acht wordt genomen.
4.
De verboden van artikel 2.6 gelden niet voor zover gedeputeerde staten voor de daar verboden handelingen algemene regels krachtens artikel 2.2 hebben vastgesteld en gehandeld wordt in overeenstemming met die regels.