Einde inhoudsopgave
Vissersvaartuigenbesluit 2002
Artikel 4.8 Bediening van de voortstuwingsinstallatie vanuit het stuurhuis
Geldend
Geldend vanaf 20-02-2002
- Bronpublicatie:
11-01-2002, Stb. 2002, 60 (uitgifte: 19-02-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
20-02-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-01-2002, Stb. 2002, 60 (uitgifte: 19-02-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
Indien een voortstuwingswerktuig vanuit het stuurhuis kan worden bediend:
- a.
kan onder alle bedrijfsomstandigheden het manoeuvreren, de snelheid, de richting van de stuwkracht en, indien van toepassing, de spoed van de verstelbare schroef volledig door middel van afstandsbediening vanuit het stuurhuis worden geregeld;
- b.
wordt de afstandsbediening, bedoeld in onderdeel a, ten genoegen van het Hoofd van de Scheepvaartinspectie verricht door middel van een bedieningsapparaat dat zonodig voorzien is van een inrichting die voorkomt dat de voortstuwingswerktuigen worden overbelast;
- c.
zijn de hoofdvoortstuwingswerktuigen voorzien van een noodstopinrichting in het stuurhuis, die onafhankelijk werkt van het bedieningssysteem in het stuurhuis, bedoeld onder a;
- d.
is de bediening zodanig uitgevoerd dat afstandsbediening van het voortstuwingswerktuig slechts op één plaats tegelijk kan geschieden: op elke bedieningsplaats kunnen gekoppelde onderstations worden toegestaan. Op elke bedieningsplaats is aangegeven welke bedieningsplaats het voortstuwingswerktuig bedient. De overschakeling van de bediening tussen het stuurhuis en de ruimte voor machines is slechts mogelijk in de ruimte voor machines of in de controlekamer. Voor vaartuigen waarvan de lengte minder dan 45 m bedraagt kan het Hoofd van de Scheepvaartinspectie toestaan dat de bedieningsplaats in de ruimte voor machines alleen een noodbedieningsplaats is, mits de controle-inrichting en bedieningsorganen in het stuurhuis doelmatig zijn;
- e.
zijn instrumenten in het stuurhuis aangebracht die aangeven:
- 1°
de omwentelingssnelheid en de draairichting van de schroef in het geval het vaartuig is voorzien van vaste schroeven,
- 2°
de omwentelingssnelheid en de stand van de spoed in het geval het vaartuig is voorzien van verstelbare schroeven, en
- 3°
het vooralarm, bedoeld in artikel 4.4, vijfde lid;
- f.
kunnen, indien een storing optreedt in een onderdeel van het afstandsbedieningsysteem, de voortstuwingswerktuigen ter plaatse worden bediend;
- g.
is, tenzij zulks naar het oordeel van het Hoofd van de Scheepvaartinspectie praktisch niet uitvoerbaar is, het afstandsbedieningsysteem zodanig ontworpen, dat bij uitvallen alarm wordt gegeven en de vooraf ingestelde snelheid en richting van de stuwkracht worden gehandhaafd totdat de bediening op andere wijze wordt overgenomen, en
- h.
zijn bijzondere voorzieningen aangebracht die verhinderen dat bij automatisch starten de mogelijkheid om te starten uitgeput zal raken, waartoe een alarm is aangebracht dat een lage aanzetdruk aangeeft en dat is afgesteld op een druk waarbij aanzetten van het voortstuwingswerktuig nog mogelijk is.
2.
Wanneer de hoofdvoortstuwingswerktuigen en bijbehorende machine-installaties, met inbegrip van de elektrische hoofdkrachtbron, zijn voorzien van verschillende graden van automatische bediening of afstandsbediening en daarop voortdurend toezicht wordt gehouden vanuit een controlekamer, is deze controlekamer zodanig ontworpen, uitgerust en ingericht, dat de werking van de machine-installaties even veilig en doeltreffend is als wanneer daarop rechtstreeks toezicht wordt gehouden.
3.
Automatische systemen voor aanzetten, regeling en bediening omvatten in het algemeen voorzieningen om de bediening van deze systemen met de hand over te kunnen nemen. Storing in enig gedeelte van deze systemen mag het gebruik van voorzieningen voor handbediening niet verhinderen.