Wet toezicht trustkantoren 2018
Artikel 27 Cliëntenonderzoek bij trustdienst a en b
Geldend vanaf 21-05-2020
- Bronpublicatie:
22-04-2020, Stb. 2020, 146 (uitgifte: 20-05-2020, kamerstukken: 35245)
- Inwerkingtreding
21-05-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-05-2020, Stb. 2020, 148 (uitgifte: 20-05-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Een trustkantoor verricht voor het aangaan van een zakelijke relatie gericht op het verlenen van de trustdiensten, bedoeld in de onderdelen a en b van de begripsomschrijving van trustdienst, alsmede bij het verlenen van die trustdiensten, onderzoek naar de cliënt en de doelvennootschap.
2.
Het onderzoek stelt het trustkantoor in staat om met betrekking tot de doelvennootschap:
- a.
het integriteitrisicoprofiel van de doelvennootschap vast te stellen;
- b.
het transactieprofiel van de doelvennootschap vast te stellen;
- c.
de herkomst van het vermogen van de doelvennootschap vast te stellen;
- d.
de vermogenspositie van de uiteindelijk belanghebbende van de doelvennootschap zoveel mogelijk met zekerheid vast te stellen;
- e.
zoveel mogelijk met zekerheid te bepalen dat het vermogen als bedoeld in onderdeel c en het aan de vermogenspositie verbonden vermogen als bedoeld in onderdeel d uit legitieme bron afkomstig zijn;
- f.
vast te stellen dat voldaan is aan verplichtingen tot inschrijving van de doelvennootschap, alsmede de relevante delen van de structuur van de groep waartoe de doelvennootschap behoort, in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, of een daarmee vergelijkbaar register in een ander land, en dat voldaan is aan verplichtingen tot het registreren van de uiteindelijk belanghebbenden van die entiteiten;
- g.
de eigendomsstructuur en de formele zeggenschapsstructuur van de doelvennootschap, alsmede de relevante delen van de structuur van de groep waartoe de doelvennootschap behoort vast te stellen;
- h.
inzicht te verwerven in de feitelijke zeggenschapsstructuur van de doelvennootschap en deze zoveel mogelijk met zekerheid vast te stellen;
- i.
de strekking waarmee de structuur van de groep waartoe de doelvennootschap behoort is opgezet vast te stellen;
- j.
de herkomst en bestemming van de middelen van de doelvennootschap vast te stellen; en
- k.
een voortdurende controle op de zakelijke relatie en de verrichte transacties uit te oefenen, teneinde zoveel mogelijk met zekerheid vast te stellen dat deze overeenkomen met de kennis die het trustkantoor heeft van de doelvennootschap, het integriteitrisicoprofiel en het transactieprofiel van de doelvennootschap.
3.
Het onderzoek stelt het trustkantoor in staat om met betrekking tot de cliënt:
- a.
de cliënt te identificeren en diens identiteit te verifiëren;
- b.
de uiteindelijk belanghebbende van de cliënt vast te stellen;
- c.
het doel en de beoogde aard van de zakelijke relatie vast te stellen;
- d.
een voortdurende controle op de zakelijke relatie en de verrichte transacties uit te oefenen teneinde zoveel mogelijk met zekerheid vast te stellen dat deze overeenkomen met het integriteitrisicoprofiel van de cliënt met zo nodig een onderzoek naar de bron van de middelen die bij de zakelijke relatie of de trustdienst worden gebruikt;
- e.
vast te stellen of de natuurlijke persoon die de cliënt vertegenwoordigt daartoe bevoegd is;
- f.
zoveel mogelijk met zekerheid vast te stellen of de cliënt ten behoeve van zichzelf optreedt, dan wel ten behoeve van een derde; en
- g.
in voorkomend geval, de natuurlijke persoon, bedoeld in onderdeel e, alsmede de derde, bedoeld in onderdeel f, te identificeren en diens identiteit te verifiëren.
4.
Indien de cliënt niet de doelvennootschap of de uiteindelijk belanghebbende van de doelvennootschap is, verricht het trustkantoor aanvullend onderzoek dat hem in staat stelt om:
- a.
het integriteitrisicoprofiel van de cliënt vast te stellen;
- b.
indien de cliënt een rechtspersoon is:
- 1°
de eigendomsstructuur en de formele zeggenschapstructuur van de cliënt vast te stellen;
- 2°
inzicht te verwerven in de feitelijke zeggenschapsstructuur van de cliënt en deze zoveel als redelijkerwijs mogelijk is met zekerheid vast te stellen; en
- c.
de uiteindelijk belanghebbende van de doelvennootschap vast te stellen.