Einde inhoudsopgave
Inkwartieringswet
Artikel 53
Geldend
Geldend vanaf 17-02-1999
- Bronpublicatie:
28-01-1999, Stb. 1999, 30 (uitgifte: 01-01-1999, kamerstukken: 25836)
- Inwerkingtreding
17-02-1999
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-02-1999, Stb. 1999, 40 (uitgifte: 01-01-1999, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
Met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie wordt gestraft:
- a.
hij die opzettelijk niet of niet geheel voldoet aan een krachtens deze wet gedane vordering dan wel bewerkt, dat aan een zodanige vordering niet of niet geheel wordt voldaan;
- b.
hij die opzettelijk de ingebruik- of ineigendomneming van een goed krachtens artikel 28 verhindert of belemmert;
- c.
hij die opzettelijk een gevorderd goed in een minder goede staat brengt dan waarin het zich bij de vordering bevond;
- d.
hij die opzettelijk een voor vordering aangewezen goed anders dan door normaal gebruik in een minder goede staat brengt dan waarin het zich bij de aanwijzing bevond;
- e.
hij die opzettelijk de uitvoering verhindert of belemmert van een maatregel, welke door Onze Minister krachtens de eerste of tweede afdeling van hoofdstuk III wordt getroffen, dan wel een verplichting, welke uit deze afdelingen voortvloeit, niet nakomt of bewerkt dat zij niet wordt nagekomen.
2.
Indien een van de in het eerste lid strafbaar gestelde feiten wordt begaan, terwijl de artikelen 28, 29 en 35 in werking zijn gesteld, wordt de in het eerste lid bedreigde gevangenisstraf verdubbeld.