Wijzigingswet Boek 1 Burgerlijk Wetboek, enz. (herziening voorlopige maatregelen kinderbescherming)
Artikel IX
Geldend
Geldend vanaf 01-07-1997
- Bronpublicatie:
23-01-1997, Stb. 1997, 38 (uitgifte: 06-02-1997, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 23808 Overheid.nl: 23808)
- Inwerkingtreding
01-07-1997
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-04-1997, Stb. 1997, 188 (uitgifte: 01-01-1997, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
1.
Een voorlopige toevertrouwing van een minderjarige aan de raad voor de kinderbescherming die voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet heeft plaatsgevonden ingevolge artikel 241 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, vervalt na verloop van zes weken, tenzij de raad voor de kinderbescherming zich voor het einde van de termijn tot de rechter heeft gewend teneinde een voorziening in het gezag over de minderjarige te verkrijgen.
2.
De in het eerste lid bedoelde voorlopige toevertrouwing kan worden ingetrokken door de in het eerste lid bedoelde rechter.
3.
De termijn van het eerste lid vangt aan met ingang van de dag na die waarop deze wet in werking treedt.