Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2014/62/EU strafrechtelijke bescherming van de euro en andere munten tegen valsemunterij
Artikel 8 Rechtsmacht
Geldend
Geldend vanaf 22-05-2014
- Bronpublicatie:
15-05-2014, PbEU 2014, L 151 (uitgifte: 21-05-2014, regelingnummer: 2014/62/EU)
- Inwerkingtreding
22-05-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-05-2014, PbEU 2014, L 151 (uitgifte: 21-05-2014, regelingnummer: 2014/62/EU)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bijzondere onderwerpen
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
1.
Iedere lidstaat neemt de nodige maatregelen om zijn rechtsmacht te vestigen ten aanzien van de in de artikelen 3 en 4 genoemde strafbare feiten, wanneer:
- a)
het strafbaar feit geheel of gedeeltelijk op zijn grondgebied is gepleegd, of
- b)
het strafbaar feit door een van zijn onderdanen is gepleegd.
2.
Iedere lidstaat die de euro als munt heeft, neemt de nodige maatregelen om zijn rechtsmacht te vestigen ten aanzien van de in de artikelen 3 en 4 genoemde strafbare feiten die buiten zijn grondgebied zijn gepleegd, ten minste wanneer deze betrekking hebben op de euro en wanneer
- a)
de persoon die het strafbaar feit heeft gepleegd, zich op het grondgebied van die lidstaat bevindt en niet is uitgeleverd, of
- b)
valse eurobankbiljetten of euromunten die verband houden met het strafbaar feit op het grondgebied van die lidstaat zijn ontdekt.
Met het oog op de vervolging van de strafbare feiten bedoeld in artikel 3, lid 1, onder a), en artikel 3, leden 2 en 3, wanneer die feiten verband houden met artikel 3, lid 1, onder a), alsook met uitlokking, medeplichtigheid en poging, neemt iedere lidstaat de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat zijn rechtsmacht niet afhangt van de voorwaarde dat de handelingen strafbaar zijn gesteld op de plaats waar zij zijn gepleegd.