Einde inhoudsopgave
Besluit Tijdelijke wet Groningen
Artikel 10g
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2023
- Bronpublicatie:
09-06-2023, Stb. 2023, 208 (uitgifte: 19-06-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-06-2023, Stb. 2023, 208 (uitgifte: 19-06-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Mijnbouw
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Milieurecht / Bodem
Volkshuisvesting en wonen / Eigenwoningbezit
Bestuursrecht algemeen / Besluit (algemeen)
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
1.
De aanspraak van de eigenaar, bedoeld in artikel 13j, eerste lid, onderdeel b, van de wet, bestaat voor zover van toepassing uit:
- a.
en aanspraak op de gehele of gedeeltelijke uitvoering door Onze Minister van de werkzaamheden ter uitvoering van de versterkingsmaatregelen;
- b.
een budget voor het in eigen beheer door de eigenaar uitvoeren van de werkzaamheden ter uitvoering van de versterkingsmaatregelen die niet in opdracht van Onze Minister worden uitgevoerd; en
- c.
een vergoeding van de schade die optreedt ten gevolge van de voorbereiding en de uitvoering van de versterkingsmaatregelen.
2.
Indien Onze Minister ondanks een verzoek van de eigenaar om zijn gebouw niet te versterken als bedoeld in artikel 13i, zesde lid, van de wet, een versterkingsbesluit neemt omdat door dat verzoek de belangen van gebruikers of derde belanghebbenden zouden worden geschaad, bestaat de aanspraak in afwijking van het eerste lid uit:
- a.
een aanspraak op de gehele uitvoering door Onze Minister van de werkzaamheden ter uitvoering van de versterkingsmaatregelen; en
- b.
indien van toepassing een vergoeding van de schade die optreedt als gevolg van de uitvoering van de versterkingsmaatregelen.
3.
Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over:
- a.
de wijze waarop de hoogte van de aanspraak van de eigenaar wordt bepaald;
- b.
de wijze waarop de aanspraak aan de eigenaar ter beschikking wordt gesteld; en
- c.
de verplichtingen van de eigenaar inzake de aanspraak.
4.
Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de wijze waarop de aanspraak van de eigenaar op vergoeding van de kosten voor de uitvoering van de versterkingsmaatregelen wordt vastgesteld.
5.
Bij ministeriële regeling worden gevallen aangewezen waarvoor de redelijke termijn, bedoeld in artikel 13j, eerste lid, van de wet, maximaal zes maanden bedraagt en waarvoor de verlenging, bedoeld in het tweede lid van dat artikel, maximaal zes maanden bedraagt.
6.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de wijze waarop Onze Minister bij de aanspraak rekening houdt met de door het Instituut uitgekeerde of uit te keren vergoeding van schade als bedoeld in artikel 13j, achtste lid, van de wet.