Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 468/2014 vaststelling kader voor samenwerking binnen het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme tussen de Europese Centrale Bank en nationale bevoegde autoriteiten en met nationale aangewezen autoriteiten (ECB/2014/17)
Artikel 66 Toetsingsprocedure
Geldend
Geldend vanaf 15-05-2014
- Bronpublicatie:
16-04-2014, PbEU 2014, L 141 (uitgifte: 14-05-2014, regelingnummer: 468/2014 ECB/2014/17)
- Inwerkingtreding
15-05-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-04-2014, PbEU 2014, L 141 (uitgifte: 14-05-2014, regelingnummer: 468/2014 ECB/2014/17)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De ECB stelt per 1 oktober van ieder kalenderjaar met betrekking tot iedere deelnemende lidstaat vast of er al dan niet drie kredietinstellingen of onder toezicht staande groepen met een moederonderneming die gevestigd is in een dergelijke deelnemende lidstaat aangemerkt moeten worden als belangrijke onder toezicht staande entiteiten.
2.
Op verzoek van de ECB informeren de NBA's de ECB per 1 oktober van het betreffende kalenderjaar omtrent de drie meest belangrijke kredietinstellingen of onder toezicht staande groepen die zijn gevestigd in hun respectievelijke deelnemende lidstaten. De drie meest belangrijke kredietinstellingen of onder toezicht staande groepen worden bepaald door de NBA's op basis van de criteria die zijn vermeld in de artikelen 50 tot en met 55.
3.
Voor ieder van de drie meest belangrijke kredietinstellingen of onder toezicht staande groepen in de deelnemende lidstaten wordt door de betreffende NBA een rapport verschaft aan de ECB waarin de toezichthistorie en het risicoprofiel voor elk van hen wordt beschreven, tenzij de kredietinstelling of onder toezicht staande groep reeds is aangemerkt als belangrijk.
Na ontvangst van de in lid 2 vermelde informatie, verricht de ECB haar eigen onderzoek. In dat kader kan de ECB de betreffende NBA vragen alle mogelijke relevante informatie te verschaffen.
4.
Indien op 1 oktober van enig jaar, één of meer van de drie meest belangrijke kredietinstellingen of onder toezicht staande groepen in een deelnemende lidstaat niet wordt aangemerkt als belangrijke onder toezicht staande entiteit, stelt de ECB een besluit vast in overeenstemming met titel 2 ten aanzien van de drie meest belangrijke kredietinstellingen of onder toezicht staande groepen die niet is aangemerkt als belangrijk.
5.
Artikel 52, lid 3, is van overeenkomstige toepassing.