Einde inhoudsopgave
Europese Overeenkomst inzake de immuniteit van Staten
Artikel 21
Geldend
Geldend vanaf 11-06-1976
- Bronpublicatie:
16-05-1972, Trb. 1973, 43 (uitgifte: 04-04-1973, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
11-06-1976
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-03-1985, Trb. 1985, 38 (uitgifte: 01-01-1985, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Internationaal erkennings- en executierecht
Staatsrecht / Staatsinrichting
Internationaal publiekrecht / Fundamentele rechten van staten
1.
Indien een vonnis is gewezen tegen een Overeenkomstsluitende Staat en die Staat aan dat vonnis geen gevolg geeft, dan is de partij die zich van dat vonnis wil bedienen, gerechtigd aan de bevoegde rechter van die Staat te verzoeken een beslissing te geven over de vraag of aan het vonnis gevolg moet worden gegeven overeenkomstig artikel 20.
De Staat tegen welke het vonnis is gewezen, kan, indien zijn wet zulks toestaat, die vraag eveneens aan deze rechter voorleggen.
2.
Behoudens hetgeen moet worden verricht voor de toepassing van artikel 20, mag de bevoegde rechter van de desbetreffende Staat zich niet begeven in een onderzoek omtrent de gronden waarop het vonnis berust.
3.
Ingeval overeenkomstig het eerste lid een geding wordt ingesteld voor de rechter van de Staat:
- (a)
moeten partijen in de gelegenheid worden gesteld in het geding te worden gehoord;
- (b)
zijn de documenten, overgelegd door de partij die zich van het vonnis wil bedienen, vrijgesteld van legalisatie of enige andere soortgelijke formaliteit;
- (c)
kan van de partij die zich van het vonnis wil bedienen, geen zekerheidstelling of depot, onder welke benaming ook, worden verlangd wegens haar nationaliteit, woon- of verblijfplaats;
- (d)
heeft de partij die zich van het vonnis wil bedienen, recht op rechtskundige bijstand op voorwaarden die niet minder gunstig zijn dan die welke gelden voor de onderdanen van de Staat die in die Staat hun woon- of verblijfplaats hebben.
4.
Elke Overeenkomstsluitende Staat moet bij de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding of toetreding de in het eerste lid bedoelde rechter of rechters aanwijzen en de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa daarvan mededeling doen.