Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 1099/2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden
Artikel 16 Monitoringprocedures in slachthuizen
Geldend
Geldend vanaf 08-12-2009
- Bronpublicatie:
24-09-2009, PbEU 2009, L 303 (uitgifte: 18-11-2009, regelingnummer: 1099/2009)
- Inwerkingtreding
08-12-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-09-2009, PbEU 2009, L 303 (uitgifte: 18-11-2009, regelingnummer: 1099/2009)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
1.
Voor de toepassing van artikel 5 voeren de bedrijfsexploitanten in slachthuizen passende monitoringprocedures in en passen zij die ook toe.
2.
De in lid 1 van dit artikel bedoelde monitoringprocedures omvatten een beschrijving van de wijze waarop de in artikel 5 bedoelde controles moeten worden uitgevoerd en omvatten in ieder geval:
- a)
de namen van de personen die verantwoordelijk zijn voor de monitoringprocedure;
- b)
indicatoren die opgesteld zijn om tekenen van bewusteloosheid, bewustzijn of gevoeligheid te detecteren bij dieren; indicatoren die opgesteld zijn om de afwezigheid van tekenen van leven te detecteren bij dieren die geslacht zijn in overeenstemming met artikel 4, lid 4;
- c)
criteria om vast te stellen of de resultaten van de indicatoren bedoeld onder b) bevredigend zijn;
- d)
de omstandigheden waaronder en/of het tijstip waarop de monitoring dient plaats te vinden;
- e)
het aantal dieren in elke steekproef waarop de monitoring betrekking heeft;
- f)
adequate procedures om te waarborgen dat, wanneer niet wordt voldaan aan de criteria bedoeld onder c), de bedwelmings- of dodingsactiviteiten nader worden bezien om de oorzaken van de tekortkomingen in kaart te brengen en de noodzakelijke veranderingen in die activiteiten aan te brengen.
3.
De bedrijfsexploitanten stellen voor elke slachtlijn een specifieke monitoringprocedure in.
4.
Bij het vaststellen van de frequentie van de controles dient rekening te worden gehouden met de belangrijkste risicofactoren, zoals veranderingen in het soort of de grootte van de dieren die worden geslacht of in de werkpatronen van het personeel; de frequentie dient zodanig te zijn dat een hoog betrouwbaarheidsniveau wordt gewaarborgd.
5.
Voor de toepassing van de leden 1 tot en met 4 van dit artikel, kunnen bedrijfsexploitanten gebruikmaken van monitoringprocedures als beschreven in de in artikel 13 bedoelde gidsen voor goede praktijken.
6.
Met betrekking tot de monitoringprocedures in slachthuizen kunnen communautaire richtsnoeren worden vastgesteld volgens de in artikel 25, lid 2, bedoelde procedure.