Aanwijzing mensenhandel (2022A002)
2.1 Oppakken signalen mensenhandel
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2022
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van de Staatscourant.
- Bronpublicatie:
02-03-2022, Stcrt. 2022, 5901 (uitgifte: 02-03-2022, regelingnummer: 2022A002)
- Inwerkingtreding
01-04-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-03-2022, Stcrt. 2022, 5901 (uitgifte: 02-03-2022, regelingnummer: 2022A002)
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Voorfase
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
Signalen van mensenhandel moeten in alle gevallen worden opgepakt door de opsporingsinstanties. Dat betekent dat wordt bekeken of er voldoende relevante aanknopingspunten voor opsporing zijn. Als dat het geval is, dienen deze in overleg met de officier van justitie te worden onderzocht. Uitgangspunt is dat naar (rechts)personen die een aandeel hebben in het tewerkstellen en uitbuiten van slachtoffers van mensenhandel strafrechtelijk onderzoek wordt verricht.
Afhankelijk van de plaats, vorm van en het niveau waarop mensenhandel zich voordoet (regionaal, nationaal of internationaal) kan de opsporing geschieden door de politie, de bijzondere opsporingsdiensten (zoals de directie Opsporing van de NLA) en de KMar, of door een combinatie van deze organisaties.
Voor mensenhandel geldt een absoluut doorlaatverbod (art. 126ff Sv), hetgeen inhoudt dat de opsporingsdiensten bij wetenschap van mensenhandel het delict niet mogen laten voortduren.