Einde inhoudsopgave
Woningwet
Artikel 20 [Intrekking toelating]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2015
- Redactionele toelichting
Dit artikel is opnieuw ingevoegd. Art. 20 (oud) vervallen.
- Bronpublicatie:
20-03-2015, Stb. 2012, 313 jo Stb. 2015, 145 jo Stb. 2015, 146 (uitgifte: 16-04-2015, kamerstukken: 33966)
20-03-2015, Stb. 2012, 313 jo Stb. 2015, 145 jo Stb. 2015, 146 (uitgifte: 16-04-2015, kamerstukken: 32769)
12-07-2012, Stb. 2012, 313 jo Stb. 2015, 145 jo Stb. 2015, 146 (uitgifte: 13-07-2012, kamerstukken: 32891)
- Inwerkingtreding
01-07-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-06-2015, Stb. 2015, 232 (uitgifte: 19-06-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Volkshuisvesting en wonen / Algemeen
Bouwrecht / Woonrecht
Volkshuisvesting en wonen / Woningbouw
1.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geeft bij de behandeling van een beroep tegen een besluit tot intrekking van de toelating aanvankelijk overeenkomstige toepassing aan artikel 8:52 van de Algemene wet bestuursrecht en kan nadien overeenkomstige toepassing geven aan artikel 8:53 van die wet.
2.
Nadat een besluit tot intrekking van de toelating onherroepelijk is geworden, wordt de toegelaten instelling op verzoek van Onze Minister ontbonden door de rechtbank in het arrondissement waarin zij gevestigd is.
3.
De werking van een besluit tot intrekking van de toelating wordt opgeschort totdat de uitspraak tot ontbinding in kracht van gewijsde gaat.
4.
De toelating eindigt:
- a.
door inwerkingtreding van een besluit tot intrekking daarvan;
- b.
door het in kracht van gewijsde gaan van een uitspraak tot ontbinding van de toegelaten instelling in andere bij de wet bepaalde gevallen dan dat, bedoeld in het tweede lid, of van een beschikking als bedoeld in artikel 19a lid 2 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
- c.
door de ontbinding van de toegelaten instelling in andere bij de wet bepaalde gevallen dan die, bedoeld in de onderdelen a en b, of
- d.
op het tijdstip waarop de toegelaten instelling ophoudt te bestaan als gevolg van een zuivere splitsing als bedoeld in artikel 334a lid 2 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
5.
Na ontbinding van een toegelaten instelling treedt Onze Minister of een door hem daartoe aangewezen persoon of instantie op als vereffenaar van haar vermogen. De vereffening leidt ertoe dat dat vermogen uitsluitend bestemd blijft voor het behartigen van het belang van de volkshuisvesting. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere voorschriften omtrent de vereffening gegeven.