Einde inhoudsopgave
Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming
Artikel 48a Overgangsrecht II
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019
- Bronpublicatie:
11-07-2018, Stb. 2018, 247 (uitgifte: 27-07-2018, kamerstukken: 34939)
16-05-2018, Stb. 2018, 144 (uitgifte: 22-05-2018, kamerstukken: 34851)
- Inwerkingtreding
01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-12-2018, Stb. 2018, 518 (uitgifte: 28-12-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
19-12-2018, Stb. 2018, 518 (uitgifte: 28-12-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met dit artikel (16-05-2018, Stb. 144).
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Vakgebied(en)
Privacy / Algemeen
Privacy / Bescherming persoonsgegevens
Privacy / Verwerking persoonsgegevens
1.
Aan het slot van artikel 6, eerste lid, wordt toegevoegd ‘De Autoriteit persoonsgegevens bezit rechtspersoonlijkheid.’.
2.
In artikel 11, eerste lid, wordt ‘Onverminderd artikel 25 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, stelt de Autoriteit persoonsgegevens’ vervangen door ‘De Autoriteit persoonsgegevens stelt’.
3.
Op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel zijn de ambtenaren van het secretariaat, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van wie naam en functie zijn vermeld op een door Onze Minister in overleg met de Autoriteit persoonsgegevens vastgestelde lijst, van rechtswege ontslagen en aangesteld als ambtenaar in dienst van de Autoriteit persoonsgegevens. De overgang van de in de vorige volzin bedoelde ambtenaren vindt plaats met een rechtspositie die als geheel ten minste gelijkwaardig is aan die welke voor elk van hen gold op de dag voor de datum van inwerkingtreding van dit artikel.
4.
Onze Minister bepaalt in overeenstemming met Onze Minister van Financiën welke vermogensbestanddelen van de Staat worden toebedeeld aan de Autoriteit persoonsgegevens.
5.
De in het vierde lid bedoelde vermogensbestanddelen gaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel onder algemene titel over op tegen een door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Financiën te bepalen waarde.
6.
Ingeval krachtens het vierde en het vijfde lid registergoederen overgaan, doet Onze Minister van Financiën de overgang van die registergoederen onverwijld inschrijven in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 24, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing.
7.
In wettelijke procedures en rechtsgedingen, waarbij de Autoriteit persoonsgegevens is betrokken, treedt op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel de Autoriteit persoonsgegevens in de plaats van de Staat dan wel Onze Minister.
8.
In zaken waarin voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel aan de Nationale ombudsman is verzocht een onderzoek te doen dan wel de Nationale ombudsman een onderzoek heeft ingesteld naar een gedraging die kan worden toegerekend aan de Autoriteit persoonsgegevens, treedt de Autoriteit persoonsgegevens op dat tijdstip als bestuursorgaan in de zin van de Wet Nationale ombudsman in de plaats van Onze Minister.