Einde inhoudsopgave
Rijksbesluit rechtspositie Gemeenschappelijk Hof van Justitie
Artikel 17
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in Aruba, Curacao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 06.00 uur in het Europese deel van het Koninkrijk.
- Bronpublicatie:
27-09-2010, Stb. 2010, 358 (uitgifte: 01-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-09-2010, Stb. 2010, 388 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie (07-07-2010, Stb. 335).
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Boven en behalve het vastgestelde salaris geniet een lid van het Hof voor de ongehuwde kinderen beneden de leeftijd van achttien jaar tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, of zijn ongehuwde stiefkinderen beneden de leeftijd van achttien jaar, laatstgenoemden voor zover zij geheel ten laste van het lid van het Hof komen, een kindertoelage.
2.
Het eerste lid is van toepassing op kinderen beneden de leeftijd van achttien jaar, die deel uitmaken van het gezin van een lid van het Hof, die hij geheel als eigen kinderen onderhoudt en opvoedt en die niet door de eigen ouders kunnen worden onderhouden en opgevoed.
3.
Het eerste lid is van toepassing op ongehuwde niet-erkende kinderen van een lid van het Hof, indien hij voor die kinderen onderhoudsplichtig is gesteld of hij de onderhoudsplicht blijkens een authentieke akte heeft erkend.
4.
Indien reeds uit andere hoofde een kindertoelage genoten wordt, wordt de kindertoelage niet door het bestuur van het Hof uitgekeerd.
5.
Voor de toepassing van dit artikel worden kinderen van achttien tot vijfentwintig jaar, wier tijd behoudens in geval van ziekte of vakantie geheel of grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs, gelijkgesteld met kinderen beneden de leeftijd van achttien jaren.
6.
Voor de toepassing van dit artikel kunnen kinderen van achttien tot vijfentwintig jaar, die ten gevolge van ziekte of gebreken blijvend buiten staat zijn om met arbeid, die voor hun krachten is berekend, een derde te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde kinderen van gelijke leeftijd in staat zijn met arbeid te verdienen, gelijk gesteld worden met kinderen beneden de leeftijd van achttien jaren.
7.
Onze Ministers stellen, op voorstel van het bestuur van het Hof na goedkeuring van de Beheerraad, de kindertoelage vast.