Einde inhoudsopgave
Wet minimumbelasting 2024
Artikel 10.6 Keuze toepassen belastbare-uitdelingsmethode
Geldend
Geldend vanaf 31-12-2023
- Redactionele toelichting
Vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot verslagjaren die aanvangen op of na 31-12-2023.
- Bronpublicatie:
20-12-2023, Stb. 2023, 510 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken: 36369)
- Inwerkingtreding
31-12-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2023, Stb. 2023, 510 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken: 36369)
- Vakgebied(en)
Minimumbelasting (V)
1.
Indien de informatieaangifte-indienende groepsentiteit er overeenkomstig artikel 13.2, eerste lid, voor kiest mag een groepsentiteit-belanghouder van een beleggingsentiteit een belastbare-uitdelingsmethode toepassen met betrekking tot zijn belang in de beleggingsentiteit, mits de groepsentiteit-belanghouder geen beleggingsentiteit is en redelijkerwijs kan worden verwacht dat hij is onderworpen aan belastingheffing over de uitdelingen van de beleggingsentiteit tegen een belastingtarief dat ten minste gelijk is aan het minimumbelastingtarief.
2.
Onder toepassing van de belastbare-uitdelingsmethode worden uitdelingen en veronderstelde uitdelingen van het kwalificerende inkomen van een beleggingsentiteit begrepen in het kwalificerende inkomen van de groepsentiteit-belanghouder die de uitdeling heeft ontvangen of de veronderstelde uitdeling geacht wordt te hebben ontvangen.
3.
Het bedrag aan betrokken belastingen van de beleggingsentiteit dat verrekenbaar is met de belastingschuld van de groepsentiteit-belanghouder over de uitdeling van de beleggingsentiteit, wordt begrepen in het kwalificerende inkomen en de gecorrigeerde betrokken belastingen van de groepsentiteit-belanghouder die de uitdeling heeft ontvangen.
4.
Het aandeel van de groepsentiteit-belanghouder in het op de voet van het zesde lid bepaalde niet-uitgedeelde netto kwalificerende inkomen van een beleggingsentiteit in het referentiejaar wordt aangemerkt als kwalificerend inkomen van die beleggingsentiteit voor het verslagjaar. Het bedrag van dit kwalificerende inkomen vermenigvuldigd met het minimumbelastingtarief wordt voor de toepassing van de hoofdstukken 3, 4 en 5 aangemerkt als bijheffing voor een laagbelaste groepsentiteit voor het verslagjaar.
5.
Het kwalificerende inkomen of verlies van een beleggingsentiteit en de gecorrigeerde betrokken belastingen die toerekenbaar zijn aan dergelijk inkomen voor het verslagjaar worden uitgesloten van de berekening van het effectieve belastingtarief op de voet van hoofdstuk 8 en artikel 10.4, eerste tot en met zesde lid, met uitzondering van het bedrag aan betrokken belastingen, bedoeld in het derde lid.
6.
Het niet-uitgedeelde netto kwalificerende inkomen van een beleggingsentiteit in het referentiejaar is het bedrag aan kwalificerend inkomen van die beleggingsentiteit in het referentiejaar verminderd, maar niet verder dan tot nihil, met:
- a.
de betrokken belastingen van de beleggingsentiteit;
- b.
uitdelingen en veronderstelde uitdelingen aan aandeelhouders die geen beleggingsentiteit zijn gedurende de referentieperiode;
- c.
kwalificerende verliezen ontstaan gedurende de referentieperiode; en
- d.
een resterend bedrag aan kwalificerende verliezen dat in een voorgaande referentieperiode is ontstaan en niet reeds het bedrag aan niet-uitgedeeld netto kwalificerend inkomen van de beleggingsentiteit van een eerder referentiejaar heeft verminderd.
7.
Voor de toepassing van het zesde lid wordt het bedrag aan kwalificerend inkomen van een beleggingsentiteit in het referentiejaar niet verminderd met een bedrag aan uitdelingen en veronderstelde uitdelingen als bedoeld in het zesde lid, onderdeel b, of een bedrag aan kwalificerende verliezen als bedoeld in het zesde lid, onderdeel c, dat reeds in een voorgaand referentiejaar op de voet van het zesde lid in mindering is gebracht op het kwalificerende inkomen van die beleggingsentiteit.
8.
Voor de toepassing van dit artikel is onder meer sprake van een veronderstelde uitdeling indien een middellijk of onmiddellijk belang in een beleggingsentiteit wordt overgedragen aan een entiteit die geen deel uitmaakt van de multinationale groep of de binnenlandse groep. De veronderstelde uitdeling bedraagt het deel van het niet-uitgedeelde netto kwalificerende inkomen van de beleggingsentiteit dat toerekenbaar is aan het overgedragen belang in de beleggingsentiteit op de datum van overdracht, zonder rekening te houden met de veronderstelde uitdeling.
9.
Indien de keuze, bedoeld in het eerste lid, wordt herroepen, wordt het aandeel van de groepsentiteit-belanghouder in het niet-uitgedeelde netto kwalificerende inkomen van een beleggingsentiteit in het referentiejaar, aan het einde van het verslagjaar dat voorafgaat aan het verslagjaar waarin de herroeping heeft plaatsgevonden, aangemerkt als kwalificerend inkomen van de beleggingsentiteit voor het laatstgenoemde verslagjaar. Het bedrag van dit kwalificerend inkomen vermenigvuldigd met het minimumbelastingtarief wordt voor de toepassing van de hoofdstukken 3, 4 en 5 voor het verslagjaar in aanmerking genomen als bijheffing van een laagbelaste groepsentiteit.
10.
Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
- a.
het referentiejaar: het derde jaar voorafgaande aan het verslagjaar waarover wordt gerapporteerd;
- b.
de referentieperiode: de periode vanaf de eerste dag van het referentiejaar tot en met de laatste dag van het verslagjaar waarover wordt gerapporteerd en waarin het belang in de beleggingsentiteit wordt gehouden;
- c.
een beleggingsentiteit: een beleggingsentiteit of een verzekeringsbeleggingsentiteit.