Einde inhoudsopgave
Financiële-verhoudingswet
Artikel 12 [Verlening aanvullende uitkering]
Geldend
Geldend vanaf 08-03-2006
- Bronpublicatie:
06-10-2005, Stb. 2005, 530 (uitgifte: 01-11-2005, kamerstukken: 28995)
- Inwerkingtreding
08-03-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-10-2005, Stb. 2005, 531 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Financiën
- Vakgebied(en)
Overheidsfinanciën / Provinciefonds
Staatsrecht / Decentralisatie
Overheidsfinanciën / Gemeentefonds
1.
Onze Ministers kunnen op verzoek van de gemeenteraad de gemeente over een uitkeringsjaar een aanvullende uitkering verlenen.
2.
Een aanvullende uitkering wordt slechts verleend indien de algemene middelen van de gemeente aanmerkelijk en structureel tekort zullen schieten om in de noodzakelijke behoeften te voorzien, terwijl de eigen inkomsten van de gemeente zich op een redelijk peil bevinden.
3.
Onze Ministers kunnen voorschriften verbinden aan het besluit tot verlening van een aanvullende uitkering.
4.
Onze Ministers kunnen een verleende aanvullende uitkering verminderen of intrekken indien:
- a.
de financiële positie van de gemeente verbetert;
- b.
de gemeente in strijd handelt met een wettelijk voorschrift dat betrekking heeft op de aanvullende uitkering, of met een voorschrift dat aan het besluit tot verlening van de aanvullende uitkering is verbonden.
5.
De gemeente die een aanvullende uitkering heeft aangevraagd, of waaraan een aanvullende uitkering is verleend, neemt maatregelen ter verbetering van haar financiële positie.