Einde inhoudsopgave
Penitentiaire maatregel
Artikel 14 [Ontslag]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1999
- Bronpublicatie:
23-02-1998, Stb. 1998, 111 (uitgifte: 05-03-1998, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-1999
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-11-1998, Stb. 1998, 623 (uitgifte: 01-01-1998, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Penitentiair recht / Algemeen
1.
Een lid van de commissie van toezicht wordt door Onze Minister tussentijds ontslagen:
- a.
op eigen verzoek;
- b.
bij de aanvaarding van een ambt of betrekking dat onverenigbaar is met het lidmaatschap van een commissie van toezicht;
- c.
wanneer hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel hem bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;
- d.
wanneer hij naar het oordeel van Onze Minister door handelen of nalaten ernstig nadeel toebrengt aan het in hem te stellen vertrouwen.
2.
Aan een lid kan door Onze Minister tussentijds ontslag worden verleend bij het verlies van de hoedanigheid of beëindiging van de ambtsvervulling in verband waarmede de benoeming heeft plaatsgevonden.
3.
Hangende de procedure voor ontslag kan Onze Minister het lid in de uitoefening van zijn functie schorsen.