Einde inhoudsopgave
Regeling uitvoering GMO groenten en fruit 2018
Artikel 14
Geldend
Geldend vanaf 04-07-2020
- Bronpublicatie:
26-06-2020, Stcrt. 2020, 36036 (uitgifte: 03-07-2020, regelingnummer: WJZ/ 20134816)
- Inwerkingtreding
04-07-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-06-2020, Stcrt. 2020, 36036 (uitgifte: 03-07-2020, regelingnummer: WJZ/ 20134816)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Ondernemingsrecht / Economische ordening
1.
Producentenorganisaties stellen in hun statuten voorschriften vast voor de controle op de naleving van hun statuten door hun leden.
2.
De in het eerste lid bedoelde voorschriften bevatten ten aanzien van de controle op de naleving door hun leden van artikel 160 van verordening 1308/2013 voor de door de producentenorganisatie gedurende het jaar uit te voeren controles tenminste:
- a.
een systematische vergelijking per producent van areaalenquêtes en aanvoerprognoses met de daadwerkelijk aan de producentenorganisatie geleverde hoeveelheden gedurende het kalenderjaar;
- b.
een verificatie van de door de leden verstrekte areaalenquêtes en aanvoerprognoses door middel van bezoek door de producentenorganisatie aan een derde van het ledenbestand gedurende het jaar waarbij ieder lid ten minste elke drie jaar wordt bezocht;
- c.
een periodieke vergelijking van de aanvoerprognoses en de daadwerkelijke aanvoer met een door de producentenorganisatie, op basis van statistische normen of ervaringscijfers, vast te stellen normstelling per areaal;
- d.
een registratie van de op basis van de onderdelen a tot en met c aangetroffen verschillen en de daarvoor door het lid gegeven verklaring; en
- e.
een registratie van de door de producentenorganisatie getroffen acties naar aanleiding van op grond van onderdeel d onverklaarde verschillen.
3.
De in het eerste lid bedoelde voorschriften bevatten voor de door de producentenorganisatie na afloop van het kalenderjaar uit te voeren controles minimaal:
- a.
een verplichting voor ieder lid om uiterlijk voor 1 mei na afloop van het kalenderjaar schriftelijk aan de producentenorganisatie te verklaren:
- 1°
de hoeveelheid of waarde van het product die hij dat jaar geproduceerd heeft;
- 2°
de hoeveelheid of waarde van het product die hij dat jaar bij derden heeft ingekocht;
- 3°
de hoeveelheid of waarde van het product die hij dat jaar via de producentenorganisatie afgezet heeft;
- 4°
de hoeveelheid of waarde van het product die hij dat jaar op grond van artikel 12 van verordening 2017/891 buiten de producentenorganisatie om verkocht heeft, uitgesplitst per categorie zoals genoemd in artikel 12 van verordening 2017/891;
- 5°
dat hij, uitgezonderd de verkoop op grond van artikel 12 van verordening 2017/891, geen door hem geteelde producten waarvoor hij bij de producentenorganisatie is aangesloten buiten de producentenorganisatie verkocht heeft; en
- 6°
dat hij bij verkoop op grond van artikel 12 van verordening 2017/891 de daaraan door de producentenorganisatie gestelde voorwaarden heeft nageleefd;
- b.
een vergelijking van informatie uit de in onderdeel a bedoelde verklaringen met de omzetgegevens van het lid;
- c.
een onderzoek door de producentenorganisatie naar de, op basis van de op grond van onderdeel b uitvoerde vergelijking, geconstateerde verschillen tussen de eigen verklaringen en de omzetgegevens van het lid;
- d.
een verplichting tot het instellen van een accountantsonderzoek naar op grond van onderdeel c onvoldoende verklaarde verschillen;
- e.
een registratie van de uitkomsten van het in onderdeel d bedoelde accountantsonderzoek; en
- f.
een registratie van de opvolging van de uitkomsten van het in onderdeel e bedoelde accountantsonderzoek door de producentenorganisatie, waaronder sanctionering van de betreffende leden.
4.
De in het eerste lid bedoelde voorschriften bevatten een verplichting voor de producentenorganisatie om de juistheid van in het derde lid, onderdeel a, bedoelde verklaring te laten onderzoeken door een accountant door middel van een COS 4400 onderzoek.
5.
Het in het vierde lid bedoelde onderzoek betreft:
- a.
de leden die verzuimd hebben voor 1 mei na afloop van het kalenderjaar de in het derde lid, onderdeel a, bedoelde eigen verklaring te verstrekken;
- b.
de leden waarbij door de producentenorganisatie of door controle-instanties in het jaar voorafgaand aan het controlejaar is vastgesteld dat zij artikel 160 van verordening 1308/2013 niet hebben nageleefd;
- c.
de leden waarbij door de producentenorganisatie in het voorafgaande kalenderjaar is vastgesteld dat verschillen tussen areaalgegevens en omzetgegevens onvoldoende konden worden verklaard; en
- d.
minimaal 2 procent van de leden van de producentenorganisatie, met een minimum van één lid, die niet reeds op grond van onderdelen a tot en met c deel uit maken van het onderzoek.
6.
Indien de accountant bij meerdere leden in deze deelwaarneming afwijkende bevindingen constateert treft de producentenorganisatie afhankelijk van de aard van de afwijkingen passende maatregelen.
7.
De in het eerste lid bedoelde voorschriften bevatten een verplichting voor de producentenorganisatie om jaarlijks voor 1 juni de betrouwbaarheid van het geheel aan maatregelen dat de producentenorganisatie neemt voor controle op de naleving door hun leden te evalueren. Een verslag van de evaluatie wordt door de algemene vergadering besproken en geaccordeerd. De onderliggende stukken worden door de producentenorganisatie gearchiveerd.