Einde inhoudsopgave
Regeling wegvervoer goederen
Artikel 15
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021
- Bronpublicatie:
04-12-2020, Stcrt. 2020, 61759 (uitgifte: 09-12-2020, regelingnummer: IENW/BSK-2020/18814)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-12-2020, Stb. 2020, 556 (uitgifte: 24-12-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met artikel XIII, onderdeel A, van de Verzamelwet IenW 2019 (04-11-2020, Stb, 455).
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Wegvervoer
1.
Op de vrachtbrief worden de volgende aanduidingen vermeld:
- a.
de naam en het adres van de afzender;
- b.
de naam en het adres van de vervoerder;
- c.
de naam en het adres van de geadresseerde;
- d.
de gebruikelijke aanduiding van de aard van de goederen;
- e.
het brutogewicht of de op andere wijze aangegeven hoeveelheid van de goederen.
2.
De vergunninghouder draagt er zorg voor dat:
- a.
de vrachtbrief in de vrachtauto, waarmee de goederen vervoerd worden, aanwezig is;
- b.
de vrachtbrief bij het ten vervoer aannemen van de goederen aan de afzender ten bewijze van ontvangst wordt afgegeven;
- c.
bij aflevering van de goederen de vrachtbrief tegelijk met de goederen wordt afgegeven tegen aftekening voor ontvangst van een daarvoor bestemd deel van de vrachtbrief.
3.
Het tweede lid is niet van toepassing indien het beroepsvervoer betreft waarvan de op dat vervoer betrekking hebbende vrachtbriefgegevens gestructureerd en genormeerd via een elektronisch systeem worden uitgewisseld.
4.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.13, eerste lid, van de wet, is niet van toepassing op binnenlands beroepsvervoer dat:
- a.
wordt verricht met een of meer vrachtauto’s met een toegestaan laadvermogen van niet meer dan 500 kg; of
- b.
het vervoer betreft van:
- 1°
levende dieren;
- 2°
landbouwproducten van de teeltplaats naar de veiling en van tot dit vervoer gebezigde ledige verpakkingsmiddelen van de veiling naar de teeltplaats;
- 3°
inboedels;
- 4°
losgestorte goederen; of
- 5°
postzendingen.
5.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.13, eerste lid, van de wet, richt zich tot:
- a.
de vervoerder indien:
- 1°
met betrekking tot dat vervoer geen vrachtbrief is opgemaakt;
- 2°
de naam en het adres van de vervoerder niet of onjuist op de vrachtbrief zijn vermeld; of
- 3°
de vrachtbrief niet getoond kan worden bij eerste vordering door de op grond van artikel 5.1, eerste lid, van de wet aangewezen personen;
- b.
de afzender indien:
- 1°
met betrekking tot binnenlands beroepsvervoer de aanduidingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en c tot en met e, onvolledig of onjuist op de vrachtbrief zijn vermeld; of
- 2°
met betrekking tot grensoverschrijdend beroepsvervoer de volgende aanduidingen onvolledig of onjuist op de vrachtbrief zijn vermeld:
- a.
de naam en het adres van de afzender;
- b.
de plaats en de datum van inontvangstneming der goederen en de plaats bestemd voor de aflevering der goederen;
- c.
de naam en het adres van de geadresseerde;
- d.
de gebruikelijke aanduiding van de aard der goederen en de wijze van verpakking en, voor gevaarlijke goederen, hun algemeen erkende benaming;
- e.
het aantal colli, hun bijzondere merken en hun nummers;
- f.
het bruto-gewicht of de op andere wijze aangegeven hoeveelheid van de goederen; en
- g.
de voor het vervullen van douane- en andere formaliteiten nodige instructies.