Einde inhoudsopgave
Wet inburgering 2021
Artikel 7 De B1-route
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
15-12-2021, Stb. 2021, 627 (uitgifte: 20-12-2021, kamerstukken: 35897)
02-12-2020, Stb. 2021, 38 (uitgifte: 02-02-2021, kamerstukken: 35483)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-12-2021, Stb. 2021, 628 (uitgifte: 20-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
30-11-2021, Stb. 2021, 586 (uitgifte: 03-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Algemeen
Inburgering (V)
Sociale zekerheid boeten en maatregelen (V)
Staatsrecht / Nationaliteitsrecht
1.
Het inburgeringsexamen bestaat uit:
- a.
de examinering van mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal op ten minste het niveau B1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen; en
- b.
de examinering van de kennis van de Nederlandse maatschappij.
2.
Onze Minister of Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap biedt het inburgeringsexamen aan.
3.
De inburgeringsplichtige die beschikt over een bij ministeriële regeling aangewezen diploma, certificaat of ander document waaruit blijkt dat diegene beschikt over een deel van de vaardigheden en kennis, bedoeld in het eerste lid, is vrijgesteld van de verplichting om dat deel van die kennis of vaardigheden te verwerven.
4.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:
- a.
de inhoud en vormgeving van het inburgeringsexamen;
- b.
het afnemen en beoordelen van het inburgeringsexamen;
- c.
de ter zake van het inburgeringsexamen verschuldigde kosten;
- d.
de identificatie van de persoon die aan het inburgeringsexamen deel neemt.
5.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over het tweede en derde lid.