Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven
Artikel 4 Bijzondere opsporingsbevoegdheden en -technieken
Geldend
Geldend vanaf 01-09-1993
- Bronpublicatie:
08-11-1990, Trb. 1990, 172 (uitgifte: 13-12-1990, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-09-1993
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-06-1993, Trb. 1993, 88 (uitgifte: 01-01-1993, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Bijzondere onderwerpen strafrecht
Internationaal strafrecht / Internationale misdrijven
1.
Elke Partij neemt de maatregelen van wetgevende aard en andere maatregelen die noodzakelijk zijn om haar rechters of andere bevoegde autoriteiten de bevoegdheid toe te kennen te bevelen dat bankdossiers, financiële bescheiden of commerciële dossiers ter beschikking worden gesteld of in beslag worden genomen, ten einde de in de artikelen 2 en 3 bedoelde maatregelen te kunnen uitvoeren. Een Partij kan zich niet beroepen op het bankgeheim als grond om te weigeren te handelen volgens de bepalingen van dit artikel.
2.
Elke Partij overweegt de maatregelen van wetgevende aard en andere maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn om haar in staat te stellen bijzondere opsporingstechnieken te gebruiken die het identificeren en opsporen van opbrengsten en het vergaren van desbetreffend bewijsmateriaal vergemakkelijken. Onder deze technieken worden begrepen bevelen tot het controleren van bankrekeningen, observatie, het aftappen van telecommunicatiemiddelen, toegang tot computersystemen en bevelen tot het overleggen van bepaalde bescheiden.