Richtlijn 2003/8/EG tot verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende geschillen, door middel van gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende rechtsbijstand bij die geschillen
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 31-01-2003
- Redactionele toelichting
Het regelingnummer is gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2003, L 32).
- Bronpublicatie:
27-01-2003, PbEG 2003, L 26 (uitgifte: 31-01-2003, regelingnummer: 2003/8/EG)
- Inwerkingtreding
31-01-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-01-2003, PbEG 2003, L 26 (uitgifte: 31-01-2003, regelingnummer: 2003/8/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
EU-recht / Marktintegratie
Richtlijn van de Raad van 27 januari 2003 tot verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende geschillen, door middel van gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende rechtsbijstand bij die geschillen
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 61, onder c), en artikel 67,
Gezien het voorstel van de Commissie(1),
Gezien het advies van het Europees Parlement(2),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(3),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
De Europese Unie heeft zich ten doel gesteld een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid waarin het vrije verkeer van personen gewaarborgd is, te handhaven en te ontwikkelen. Voor de geleidelijke totstandbrenging van een dergelijke ruimte moet de Gemeenschap onder meer maatregelen nemen op het gebied van samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen en voorzover nodig voor de goede werking van de interne markt.
- (2)
Volgens artikel 65, onder c), van het Verdrag moeten maatregelen tot afschaffing van de hinderpalen voor de goede werking van burgerrechtelijke procedures, zo nodig door bevordering van de verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende bepalingen van burgerlijke rechtsvordering, daar ook onder vallen.
- (3)
De Europese Raad, te Tampere bijeen op 15 en 16 oktober 1999, heeft de Raad gevraagd minimumnormen vast te stellen om in de gehele Unie een adequaat niveau van rechtsbijstand bij grensoverschrijdende rechtszaken te waarborgen.
- (4)
Alle lidstaten zijn verdragsluitende partij bij het Europees Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De in deze richtlijn bedoelde zaken moeten worden behandeld met inachtneming van dat Verdrag, in het bijzonder de eerbiediging van de gelijkheid der procespartijen bij een geschil.
- (5)
Deze richtlijn is gericht op de bevordering van de toepassing van rechtsbijstand in grensoverschrijdende geschillen ten behoeve van personen die niet over toereikende financiële middelen beschikken, indien bijstand noodzakelijk is om de daadwerkelijke toegang tot de rechter te waarborgen. Het algemeen erkende recht op toegang tot de rechter is ook neergelegd in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
- (6)
Het gebrek aan middelen van een persoon die als eiser of verweerder betrokken is bij een geschil, noch moeilijkheden die verband houden met het grensoverschrijdende karakter van een geschil, mogen de daadwerkelijke toegang tot de rechter belemmeren.
- (7)
Aangezien de doelstellingen van deze richtlijn niet op afdoende wijze kunnen worden verwezenlijkt door de lidstaten en beter kunnen worden verwezenlijkt op communautair niveau, kan de Gemeenschap maatregelen nemen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel dat is neergelegd in artikel 5 van het Verdrag. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, dat in hetzelfde artikel is neergelegd, gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.
- (8)
Deze richtlijn is in de eerste plaats bedoeld om bij grensoverschrijdende geschillen een adequaat niveau van rechtsbijstand te waarborgen door middel van bepaalde gemeenschappelijke minimumnormen inzake rechtsbijstand bij die geschillen. Een richtlijn van de Raad is het meest geschikte wetgevingsinstrument om dit doel te bereiken.
- (9)
Deze richtlijn is bij grensoverschrijdende geschillen van toepassing op burgerlijke en handelszaken.
- (10)
Eenieder die betrokken is bij een burgerrechtelijk of handelsgeschil binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn moet zijn rechten in rechte kunnen doen gelden, ook indien zijn persoonlijke financiële positie hem niet in staat stelt de proceskosten te dragen. De rechtsbijstand wordt adequaat geacht wanneer deze bijstand de begunstigde onder de in deze richtlijn bepaalde voorwaarden daadwerkelijk toegang tot de rechter biedt.
- (11)
De rechtsbijstand dient zich uit te strekken tot advies in de precontentieuze fase met het oog op het vinden van een oplossing voordat er gerechtelijke procedures worden ingeleid, juridische bijstand om een zaak bij de rechter aanhangig te maken en vertegenwoordiging in rechte, en een tegemoetkoming in of vrijstelling van de proceskosten.
- (12)
Het wordt overgelaten aan het recht van de lidstaat waar de zaak behandeld wordt of waar tenuitvoerlegging verlangd wordt, of de proceskosten ook de aan de begunstigde van de rechtsbijstand opgelegde kosten van de wederpartij kunnen inhouden.
- (13)
Alle burgers van de Unie moeten, ongeacht hun woonplaats of gewone verblijfplaats op het grondgebied van een lidstaat, rechtsbijstand in grensoverschrijdende geschillen kunnen krijgen indien zij voldoen aan de in de richtlijn gestelde voorwaarden. Dat geldt ook voor onderdanen van derde landen die legaal hun gewone verblijfplaats op het grondgebied van een lidstaat hebben.
- (14)
De lidstaten moeten de vrijheid behouden drempels te bepalen waarboven iemand geacht wordt de proceskosten zelf te kunnen dragen, onder de in deze richtlijn bepaalde voorwaarden. Die drempels moeten worden bepaald aan de hand van een aantal objectieve criteria, zoals inkomen, vermogen en de gezinssituatie.
- (15)
Het doel van de richtlijn kan evenwel niet worden bereikt indien de verzoekers om rechtsbijstand niet de mogelijkheid wordt gelaten te bewijzen dat zij de proceskosten niet kunnen dragen, zelfs wanneer hun middelen de drempel overschrijden die is bepaald door de lidstaat waar de zaak wordt behandeld. Wanneer de autoriteiten van de lidstaat waar de zaak wordt behandeld beoordelen of op die gronden rechtsbijstand moet worden toegekend, kunnen zij rekening houden met informatie waaruit blijkt dat de verzoeker in de lidstaat waarin hij zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, voldoet aan de financiële criteria om in aanmerking te komen voor rechtsbijstand.
- (16)
De mogelijkheid in de betrokken zaak een beroep te doen op andere regelingen die de daadwerkelijke toegang tot de rechter garanderen, is geen vorm van rechtsbijstand. Die mogelijkheid kan er evenwel toe leiden dat de betrokken persoon geacht wordt de proceskosten te kunnen dragen ondanks zijn ongunstige financiële positie.
- (17)
De lidstaten moeten in staat worden gesteld verzoeken om rechtsbijstand af te wijzen voor kennelijk ongegronde vorderingen of om redenen die verband houden met de grond van de zaak, voor zover advies in de precontentieuze fase wordt verleend en de toegang tot de rechter gewaarborgd is. Bij het nemen van een besluit over de gegrondheid van een verzoek mogen de lidstaten een verzoek om rechtsbijstand afwijzen indien de verzoeker die geen materieel of financieel verlies heeft geleden, toch een schadevergoeding wegens aantasting van de goede naam vordert, of indien het verzoek een vordering betreft die rechtstreeks uit de bedrijfsactiviteiten of zelfstandige beroepsactiviteiten van de verzoeker voortvloeit.
- (18)
De complexiteit van en de verschillen tussen de rechtsstelsels van de lidstaten, alsook de kosten die inherent zijn aan het grensoverschrijdende karakter van een geschil mogen de toegang tot de rechter niet belemmeren. Derhalve moet de rechtsbijstand de kosten dekken die rechtstreeks verband houden met het grensoverschrijdende karakter van een geschil.
- (19)
Bij de vaststelling of de fysieke aanwezigheid van een persoon ter terechtzitting vereist is, dienen de rechters van een lidstaat rekening te houden met alle voordelen van de mogelijkheden die worden geboden door Verordening (EG) nr. 1206/2001 van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken(4).
- (20)
Indien rechtsbijstand wordt toegekend, moet deze de gehele procedure bestrijken, inclusief de kosten om een beslissing ten uitvoer te leggen; de begunstigde blijft die bijstand ontvangen wanneer hetzij door hem, hetzij tegen hem een rechtsmiddel wordt ingesteld, voorzover de voorwaarden inzake de financiële middelen en de grond van het geschil vervuld blijven.
- (21)
Rechtsbijstand moet, ongeacht of het gaat om traditionele gerechtelijke dan wel buitengerechtelijke procedures, zoals bemiddeling, op dezelfde voorwaarden worden toegekend wanneer het gebruik van dergelijke procedures door de wet of door de rechter wordt geboden.
- (22)
Ook voor de tenuitvoerlegging van authentieke akten in een andere lidstaat dient rechtsbijstand te worden toegekend onder de in deze richtlijn bepaalde voorwaarden.
- (23)
Omdat de rechtsbijstand wordt verleend door de lidstaat waar de zaak wordt behandeld of waar om tenuitvoerlegging wordt verzocht, met uitzondering van de precontentieuze bijstand indien de verzoeker om rechtsbijstand zijn woonplaats of gewone verblijfplaats niet heeft in de lidstaat waar de zaak behandeld wordt, moet deze lidstaat zijn eigen wetgeving toepassen en daarbij de beginselen van deze richtlijn in acht nemen.
- (24)
Het is passend dat rechtsbijstand wordt toegekend of geweigerd door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de zaak wordt behandeld of waar een beslissing ten uitvoer moet worden gelegd. Dat is zowel het geval wanneer de zaak ten gronde wordt behandeld als wanneer eerst uitspraak moet worden gedaan over de bevoegdheid.
- (25)
De justitiële samenwerking tussen de lidstaten in burgerlijke zaken moet op zodanige wijze worden georganiseerd dat de burger en de beroepskringen goed ingelicht worden en de verzending van verzoeken om rechtsbijstand van de ene lidstaat naar de andere eenvoudiger en sneller verloopt.
- (26)
Het kennisgevings- en verzendingssysteem dat in deze richtlijn wordt bepaald, is rechtstreeks gebaseerd op de regelingen die zijn ingevoerd bij de Europese overeenkomst inzake het verzenden van verzoeken om rechtsbijstand, die op 27 januari 1977 te Straatsburg is ondertekend, hierna ‘de overeenkomst van 1977’ genoemd. Een termijn voor de verzending van verzoeken om rechtsbijstand, waarin de overeenkomst van 1977 niet voorziet, wordt ingevoerd. De vaststelling van een relatief korte termijn draagt bij tot een goede rechtsbedeling.
- (27)
De krachtens deze richtlijn verzonden gegevens moeten beschermd worden. Aangezien Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens(5), alsmede Richtlijn 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector(6), van toepassing zijn, behoeven daartoe in deze richtlijn geen specifieke bepalingen inzake gegevensbescherming te worden opgenomen.
- (28)
Een modelformulier voor rechtsbijstandsverzoeken en voor de verzending van rechtsbijstandsverzoeken bij grensoverschrijdende geschillen zal het verloop van de procedures vergemakkelijken en bespoedigen.
- (29)
Voorts dienen deze formulieren, alsmede de nationale aanvraagformulieren op Europees niveau beschikbaar te worden gesteld via het informatiesysteem van het Europees justitieel netwerk, dat bij Beschikking 2001/470/EG(7), is opgericht.
- (30)
De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(8).
- (31)
Er zij op gewezen dat de invoering van minimumnormen in grensoverschrijdende geschillen de lidstaten niet belet gunstiger bepalingen in te voeren voor personen die om rechtsbijstand verzoeken en voor personen die rechtsbijstand genieten.
- (32)
De overeenkomst van 1977 en het aanvullend protocol bij de Europese Overeenkomst inzake het verzenden van verzoeken om rechtsbijstand, ondertekend te Moskou in 2001, blijven van toepassing in de betrekkingen tussen de lidstaten en de derde staten die partij zijn bij deze overeenkomst en dat protocol. Daarentegen heeft deze richtlijn voorrang op de bepalingen van de overeenkomst van 1977 en het Protocol voorzover het de betrekkingen tussen de lidstaten betreft.
- (33)
Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, hebben het Verenigd Koninkrijk en Ierland laten weten dat zij wensen deel te nemen aan de aanneming en de toepassing van deze richtlijn.
- (34)
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van de onderhavige richtlijn, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 103 E van 30.4.2002, blz. 368.
Advies bekendgemaakt op 25 september 2002 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
PB C 221 van 17.9.2002, blz. 64.
PB L 174 van 27.6.2001, blz. 1.
PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.
PB L 24 van 30.1.1998, blz. 1.
PB L 174 van 27.6.2001, blz. 25.
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.