Einde inhoudsopgave
Besluit Onderzoeksraad voor veiligheid
Artikel 2
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2010
- Redactionele toelichting
Dit besluit is in werking getreden t.a.v. de bepalingen over onderzoek naar ongevallen en incidenten met een zeeschip, niet zijnde een oorlogsschip, marinehulpschip of ander schip dat in gebruik is voor de uitvoering van de militaire taak.
- Bronpublicatie:
16-12-2009, Stb. 2009, 559 (uitgifte: 22-12-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
16-12-2009, Stb. 2009, 559 (uitgifte: 22-12-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2009, Stb. 2009, 563 (uitgifte: 23-12-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
16-12-2009, Stb. 2009, 559 (uitgifte: 22-12-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Bestuur
Openbare orde en veiligheid / Algemeen
1.
Op voorvallen niet in verband met een spoorweg, waarbij geen andere zaak of persoon is betrokken dan een zaak of persoon in gebruik bij onderscheidenlijk in de uitoefening van een functie ten behoeve van Onze Minister van Defensie of bij een buitenlandse krijgsmacht, dan wel ten behoeve van een organisatie waarvan het beheer is opgedragen aan Onze Minister van Defensie, zijn de artikelen 3 tot en met 5, 8, 9, eerste lid, onderdelen a tot en met k, en tweede lid, en 10 tot en met 23 niet van toepassing.
2.
Indien bij een voorval als in het eerste lid bedoeld tevens een andere zaak of persoon is betrokken dan in dat lid bedoeld, zijn de artikelen 3 tot en met 5, 8, 9, eerste lid, onderdelen a tot en met k, en tweede lid, en 10 tot en met 23 slechts van toepassing voorzover het die andere zaak of persoon betreft.
3.
De artikelen 4, 5, 11a en 11b zijn niet van toepassing op scheepvaart-ongevallen, waarbij uitsluitend zijn betrokken:
- a.
andere dan in het eerste lid bedoelde schepen in eigendom van of geëxploiteerd door een andere staat voor een niet-commerciële overheidsdienst;
- b.
schepen die niet mechanisch worden voortgestuwd, houten schepen van eenvoudige bouw en niet voor handel gebruikte plezierjachten en pleziervaartuigen, tenzij deze voor commerciële doeleinden worden of zullen worden bemand en gebruikt voor het vervoer van meer dan 12 passagiers;
- c.
vissersvaartuigen met een lengte van minder dan 15 meter.
4.
Het bepaalde bij of krachtens dit besluit ten aanzien van de staat van de exploitant is slechts van toepassing indien:
- a.
het betrokken luchtvaartuig is geleasd door, gecharterd door of de beschikking daarover door uitwisseling is verkregen door een staat die niet tevens de staat is waar het luchtvaartuig is ingeschreven, en
- b.
deze staat, geheel of gedeeltelijk, de functies en verplichtingen van de laatstbedoelde staat, die voortvloeien uit annex 13 bij het op 7 december 1994 te Chicago tot stand gekomen Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, vervult.