Einde inhoudsopgave
Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie
Artikel 30 Begrip bezoldiging
Geldend
Geldend vanaf 11-05-2005
- Bronpublicatie:
12-04-2005, Stb. 2005, 224 (uitgifte: 10-05-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
11-05-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-04-2005, Stb. 2005, 224 (uitgifte: 10-05-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Arbeidsvoorwaarden
Arbeidsrecht / Bijzondere onderwerpen arbeidsrecht
1.
Ingeval de ambtenaar aanspraak heeft op een toelage onregelmatige dienst, als bedoeld in artikel 20, wordt voor de toepassing van dit hoofdstuk deze toelage vastgesteld op het bedrag dat hem ingevolge het voor hem geldende rooster zou zijn toegekend, indien hij niet aan zijn arbeid zou zijn onttrokken. Is de vaststelling van het bedrag op deze wijze niet mogelijk, dan wordt dit, met inachtneming van de percentages zoals genoemd in artikel 20, berekend over het voor de ambtenaar geldende salaris, zulks naar aantallen uren als bedoeld in dat artikel waarop door hem gedurende de drie kalendermaanden voorafgaande aan het tijdstip met ingang waarvan hij aan zijn arbeid werd onttrokken, ingevolge het voor hem geldende rooster gemiddeld per maand is gewerkt.
2.
In geval de ambtenaar aanspraak heeft op een consignatietoelage, als bedoeld in artikel 23, wordt deze toelage vastgesteld op het bedrag dat hem ingevolge het voor hem geldende consignatierooster zou zijn toegekend, indien hij niet aan zijn arbeid zou zijn onttrokken. Is de vaststelling van het bedrag op deze wijze niet mogelijk, wordt dit bedrag berekend naar de berekeningsgrondslag en de percentages zoals genoemd in artikel 23, zulks naar de aantallen uren als bedoeld in dat artikel waarop door hem gedurende de drie kalendermaanden voorafgaande aan het tijdstip met ingang waarvan hij aan zijn arbeid werd onttrokken, gemiddeld per maand consignatiediensten zijn verricht.
3.
Indien ook voor het overige de bezoldiging niet in een vast bedrag per maand kan worden uitgedrukt, wordt gerekend met het bedrag dat gemiddeld per maand is toegekend in de drie kalendermaanden voorafgaande aan het tijdstip waarop de verhindering tot dienstverrichting is ontstaan. Voor zover de ambtenaar op evenbedoeld tijdstip nog geen drie kalendermaanden in dienst is geweest, wordt gerekend met het bedrag dat hem gemiddeld aan bezoldiging per maand is toegekend over het tijdvak waarin hij voor het ontstaan van de verhindering in dienst is geweest.