Einde inhoudsopgave
Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen
Artikel 4c
Geldend
Geldend vanaf 06-02-2018
- Redactionele toelichting
De wijzigingsopdracht betreffende lid 7 komt niet overeen met de te wijzigen tekst.
- Bronpublicatie:
23-10-2017, Stb. 2017, 404 (uitgifte: 07-11-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
06-02-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-01-2018, Stb. 2018, 7 (uitgifte: 24-01-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Bijzondere onderwerpen
Milieurecht / Straling
Energierecht (V)
1.
De ondernemer die een radioactieve stof vervoert, doet kennisgeving van dit vervoer en het voorhanden hebben bij de opslag in verband met dat vervoer ten minste drie weken tevoren aan de Autoriteit.
2.
In afwijking van de in het eerste lid bedoelde verplichting tot kennisgeving geldt voor het vervoeren of het voorhanden hebben in verband met dat vervoer van radioactieve stoffen een verplichting tot het doen van een jaarkennisgeving indien de vervoerder ten genoegen van de Autoriteit kan aantonen:
- a.
dat hij gelet op de aard van de te vervoeren stoffen, de specifieke toepassing van de te vervoeren stoffen of de bedrijfsvoering redelijkerwijs alleen een kennisgeving in de vorm van een jaarkennisgeving kan doen;
- b.
een administratie bijhoudt waarin de gegevens, bedoeld in artikel 4d zijn opgenomen.
De Autoriteit kan nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van het bepaalde in de aanhef en onder a en de eerste volzin.
3.
De in het eerste lid bedoelde verplichting geldt niet indien er sprake is van aansluitend vervoer in het kader van het binnen Nederlands grondgebied (doen) brengen of het voorafgaand vervoer in het kader van het buiten Nederlands grondgebeid[lees: grondgebied] (doen) brengen als bedoeld in artikel 27.
4.
De in het eerste lid bedoelde verplichting geldt niet voor het vervoeren of het voorhanden hebben bij de opslag in verband met dat vervoer van een kunstmatige bron of een natuurlijke bron, voorzover deze is of wordt bewerkt met het oog op zijn radioactieve eigenschappen, indien:
- a.
de activiteit van de radionucliden in de betrokken radioactieve stof lager is dan de in tabel 2.2.7.2.2.1 van bijlage 1 bij het VSG vermelde grenswaarde voor de activiteit van een vrijgestelde zending,
- b.
de activiteitsconcentratie van die stof lager is dan de in tabel 2.2.7.2.2.1 van bijlage 1 bij het VSG vermelde waarde voor de activiteitsconcentratie voor vrijgestelde stoffen, of
- c.
artikel 5 van toepassing is.
5.
De in het eerste lid bedoelde verplichting geldt niet voor het vervoeren of het voorhanden hebben bij de opslag in verband met dat vervoer van een natuurlijke bron, voorzover deze niet is of wordt bewerkt met het oog op zijn radioactieve eigenschappen, indien:
- a.
de activiteit van de radionucliden in de betrokken natuurlijke bron lager is dan de in tabel 2.2.7.2.2.1 van bijlage 1 bij het VSG vermelde grenswaarde voor de activiteit van een vrijgestelde zending,
- b.
de activiteitsconcentratie van de betrokken natuurlijke bron lager is dan tienmaal de in tabel 2.2.7.2.2.1 van bijlage 1 bij het VSG vermelde waarde voor de activiteitsconcentratie voor vrijgestelde stoffen, of
- c.
artikel 5 van toepassing is.
6.
Het bij of krachtens artikel 3.17, derde, vierde en negende lid, van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
7.
De in het eerste lid bedoelde verplichting geldt niet voor bij regeling van Onze Minister aangewezen handelingen en handelingen met natuurlijke bronnen, die een beperkt risico van blootstelling van mensen tot gevolg hebben.