Einde inhoudsopgave
Regeling op het specifiek cultuurbeleid
Artikel 3.42 Ondersteunende instelling
Geldend
Geldend vanaf 29-11-2023
- Redactionele toelichting
Hoofdstuk 3, zoals dat luidde op 28-11-2023, blijft van toepassing op de subsidies verstrekt op grond van artikel 4a van de Wet op het specifiek cultuurbeleid voor de jaren 2021 tot en met 2024.
- Bronpublicatie:
20-11-2023, Stcrt. 2023, 32605 (uitgifte: 28-11-2023, regelingnummer: WJZ/42300229)
- Inwerkingtreding
29-11-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-11-2023, Stcrt. 2023, 32605 (uitgifte: 28-11-2023, regelingnummer: WJZ/42300229)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
De minister kan subsidie verstrekken aan ten hoogste één instelling met als kernactiviteit het verrichten van ondersteunende activiteiten op het terrein van ontwerp, indien de activiteiten van de instelling gericht zijn op:
- a.
het in samenwerking met de ontwerpsector en andere relevante partijen bevorderen van culturele, maatschappelijke en economische meerwaarde van de ontwerpsector;
- b.
het signaleren en agenderen van ontwikkelingen in de verschillende disciplines binnen de ontwerpsector, zowel binnen de daartoe behorende disciplines als discipline-overstijgend, en het verspreiden van kennis hierover, zowel binnen als buiten de ontwerpsector;
- c.
de internationale samenwerking en versterking van de internationale positie van het Nederlands ontwerp en de Nederlandse ontwerpsector, een en ander in:
- 1°
samenwerking met stichting Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, door gezamenlijke beleidsvorming, uitvoering en verantwoording; en
- 2°
afstemming met overige relevante partijen in de ontwerpsector;
- d.
de invulling en organisatie van de architectuurbiënnale van Venetië en andere voorkomende statelijke manifestaties op het terrein van de ontwerpsector; en
- e.
het vervullen van een netwerk- of platformfunctie voor sectorcollecties op het terrein van digitale cultuur en vormgeving, waarbij:
- 1°
bewustwording, deskundigheidsbevordering en kennisdeling over behoud en beheer, ontsluiting en netwerkvorming worden gestimuleerd;
- 2°
de sectorcollecties duurzaam digitaal verbonden en toegankelijk worden gemaakt volgens de uitgangspunten van de Nationale Strategie Digitaal Erfgoed; en
- 3°
de activiteiten van de instelling afgestemd worden met die van relevante partijen, waaronder de instelling die subsidie ontvangt op grond van artikel 3.51.