Einde inhoudsopgave
Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag
Artikel 18p [Gegevensuitwisseling tussen bestuursorganen t.b.v. naleving Wet minimumloon]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
15-12-2021, Stb. 2021, 627 (uitgifte: 20-12-2021, kamerstukken: 35897)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-12-2021, Stb. 2021, 628 (uitgifte: 20-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Sociale zekerheid algemeen / Algemeen
1.
Bestuursorganen zijn bevoegd uit eigen beweging en verplicht desgevraagd aan Onze Minister en de ambtenaren, bedoeld in artikel 18a, eerste en tweede lid, kosteloos alle gegevens en inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet en dit noodzakelijk is ten behoeve van een samenwerkingsverband tussen twee of meer van de voornoemde instanties.
2.
Onze Minister en de ambtenaren, bedoeld in artikel 18a, eerste en tweede lid, verstrekken andere bestuursorganen kosteloos alle gegevens en inlichtingen, die zijn verkregen door de uitvoering of het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet, welke noodzakelijk zijn voor de uitvoering van hun wettelijke taak en dit noodzakelijk is ten behoeve van een samenwerkingsverband tussen twee of meer van de voornoemde instanties.
3.
Onze Minister, bestuursorganen en de ambtenaren, bedoeld in artikel 18a, eerste en tweede lid, kunnen bij het verwerken van persoonsgegevens gebruik maken van het burgerservicenummer.
4.
De gegevensverstrekking, bedoeld in het eerste en tweede lid, vindt niet plaats indien de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene daardoor onevenredig wordt geschaad.
5.
De door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, kunnen kosteloos aan een naar het oordeel van Onze Minister in aanmerking komende rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die door de organisaties van werkgevers en werknemers is belast of mede is belast met het toezicht op de naleving van collectieve arbeidsovereenkomsten gegevens verstrekken omtrent opgelegde bestuurlijke boeten voor het niet naleven van de artikelen 7, 7a, 13, 13a, 15, 16 of 18b, tweede lid, van deze wet.
6.
Indien aan een werkgever een boete is opgelegd worden de daarvoor in aanmerking komende verenigingen van werknemers en werkgevers daarvan in kennis gesteld.
7.
De ambtenaren, bedoeld in artikel 18a, eerste en tweede lid, kunnen aan de daarvoor in aanmerking komende organisaties van werknemers en werkgevers, aan een naar het oordeel van Onze Minister in aanmerking komende rechtspersoon, bedoeld in het vijfde lid, of de stichting, bedoeld in artikel 14b, vijfde lid, van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs, de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gegevens verstrekken, indien deze informatie bij de uitvoering van het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet wordt verkregen, die noodzakelijk is voor het toezicht op de collectieve arbeidsovereenkomst door die organisaties of rechtspersoon of voor de beoordeling van de geldigheid van een door de certificerende instelling afgegeven certificaat.
8.
Indien naar aanleiding van onderzoek naar de naleving van deze wet wordt vermoed dat de berekening van de tijd, bedoeld in artikel 12a, ten aanzien van de uitvoering van de desbetreffende specifieke werkzaamheden niet de tijd is, die redelijkerwijs met de uitvoering van de te verrichten arbeid is gemoeid, verstrekt Onze Minister een verslag aan de Stichting van de Arbeid. Het verslag bevat geen gegevens waaruit de identiteit van de in het onderzoek betrokken werknemers kan worden afgeleid.
9.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de gevallen waarin en de wijze waarop in ieder geval gegevens worden verstrekt.