Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 1610/96 invoering van een aanvullend beschermingscertificaat voor gewasbeschermingsmiddelen
Artikel 1 Definities
Geldend
Geldend vanaf 08-02-1997
- Bronpublicatie:
23-07-1996, PbEG 1996, L 198 (uitgifte: 08-08-1996, regelingnummer: 1610/96)
- Inwerkingtreding
08-02-1997
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-07-1996, PbEG 1996, L 198 (uitgifte: 08-08-1996, regelingnummer: 1610/96)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
Agrarisch recht (V)
In deze verordening wordt verstaan onder:
- 1.
‘gewasbeschermingsmiddelen’: werkzame stoffen en een of meer werkzame stoffen bevattende preparaten, in de vorm waarin zij aan de gebruiker worden geleverd en bestemd om:
- a)
planten of plantaardige produkten te beschermen tegen alle schadelijke organismen of de werking van dergelijke organismen te voorkomen, voor zover die stoffen of preparaten hierna niet anders worden gedefinieerd;
- b)
de levensprocessen van planten te beïnvloeden, voor zover het niet gaat om nutritieve stoffen (bij voorbeeld groeiregulatoren);
- c)
plantaardige produkten te bewaren, voor zover die stoffen of produkten niet onder bijzondere bepalingen van de Raad of van de Commissie inzake conserveermiddelen vallen;
- d)
ongewenste planten te doden, of
- e)
delen van planten te vernietigen of een ongewenste groei van planten af te remmen of te voorkomen;
- 2.
‘stoffen’: chemische elementen of verbindingen daarvan, zoals die in de natuur voorkomen of zoals die industrieel worden vervaardigd, met inbegrip van alle verontreinigingen die onvermijdelijk bij het fabricageproces ontstaan;
- 3.
‘werkzame stoffen’: stoffen of micro-organismen, met inbegrip van virussen, met een algemene of specifieke werking:
- a)
tegen schadelijke organismen, of
- b)
op planten, delen van planten of plantaardige produkten;
- 4.
‘preparaten’: mengsels of oplossingen bestaande uit twee of meer stoffen, waarvan ten minste één een werkzame stof is, en die voor gebruik als gewasbeschermingsmiddel zijn bestemd;
- 5.
‘planten’: levende gewassen en levende delen van gewassen, met inbegrip van vers fruit en zaden;
- 6.
‘plantaardige produkten’: van planten afkomstige produkten die geen of slechts eenvoudige bewerkingen zoals malen, drogen of persen hebben ondergaan, voor zover het geen planten zijn in de zin van punt 5;
- 7.
‘schadelijke organismen’: organismen van het dieren of plantenrijk en virussen, bacteriën, mycoplasma's of andere pathogenen die aan planten of plantaardige produkten schade kunnen veroorzaken;
- 8.
‘produkt’: de werkzame stof zoals omschreven in punt 3 of de samenstelling van werkzame stoffen van een gewasbeschermingsmiddel;
- 9.
‘basisoctrooi’: een octrooi waardoor een produkt zoals omschreven in punt 8 als zodanig of een preparaat zoals omschreven in punt 4, dan wel een werkwijze voor de verkrijging van een produkt of een toepassing van een produkt beschermd wordt en dat door de houder ervan aangewezen wordt met het oog op de procedure voor de verkrijging van een certificaat;
- 10.
‘certificaat’: het aanvullend beschermingscertificaat.