Einde inhoudsopgave
Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen
Artikel 4.10 Gasinstallatie
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2018
- Bronpublicatie:
04-10-2017, Stb. 2017, 373 (uitgifte: 12-10-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-10-2017, Stb. 2017, 391 (uitgifte: 23-10-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Bouwrecht / Bouwen
Bouwrecht / Veiligheid en milieu
Openbare orde en veiligheid / Preventie
Openbare orde en veiligheid / Rampenbestrijding
1.
Voor een gasverbruikstoestel met toebehoren gelden de volgende voorschriften:
- a.
de in het gasverbruikstoestel en toebehoren toegepaste brandstof is overeenkomstig de technische specificaties van de leverancier van het toestel;
- b.
de verbinding tussen een gastank of gasfles en gasverbruikstoestel bestaat uit een deugdelijke samenstelling van slang of leiding, een drukreduceersysteem en aansluitingen en afsluitkranen;
- c.
de verbinding tussen een gastank of gasfles en gasverbruikstoestel verkeert in goede staat van onderhoud, is niet uitgedroogd, vertoont geen andere beschadigingen en is niet ouder dan 10 jaar of dan het aantal jaren dat volgens de productspecificatie als levensduur kan worden aangehouden;
- d.
een gasverbruikstoestel en toebehoren verkeren in goede staat van onderhoud en zijn niet beschadigd;
- e.
een gastank of gasfles en een gasverbruikstoestel zijn stabiel opgesteld, en
- f.
een gastank of gasfles en een gasverbruikstoestel staan niet in een vluchtroute.
2.
Het toegepaste drukreduceersysteem is op een van de volgende wijzen gemonteerd:
- a.
direct op de kraan van de gastank of gasfles;
- b.
door gebruik van een geschikte flexibele hogedrukslang tussen gasfles en drukreduceersysteem, die niet langer is dan 0,4 m, of dan 0,75 m indien een uitschuiflade wordt toegepast voor het plaatsen van de flessen.
3.
Het toegepaste drukreduceersysteem bezit voldoende doorlaatcapaciteit voor een ongestoorde en gelijktijdige nominale belasting van alle tot de installatie behorende verbruikstoestellen.
4.
Het toegepaste drukreduceersysteem is zodanig, dat de druk waaronder het gas aan een verbruikstoestel wordt toegevoerd, niet hoger is dan de werkdruk die door de fabrikant van het verbruikstoestel is voorgeschreven.
5.
Bij gelijktijdige aansluiting van meer gasflessen behoort de installatie te zijn voorzien van een voorziening die het ontsnappen van onverbrand gas voorkomt indien een van de flessen is afgekoppeld.
6.
De gasslang of gasleiding tussen het drukreduceersysteem en het gasverbruikstoestel is niet langer dan 10 m, tenzij door branchegebruik, in de betreffende gebruiksaanwijzing of door toestemming van de brandweer een grotere lengte is toegestaan.
7.
Bij een gasverbruikstoestel zijn de toepasselijke specificaties voor het installeren vanwege de leverancier aanwezig.
8.
De lpg-installaties voor gebruik anders dan voor de aandrijving van motorvoertuigen voldoen aan NEN-NPR 2577.
9.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gesteld aan LPG-installaties, anders dan voor de aandrijving van motorvoertuigen, en de kwaliteitsborging daarvan.