Wet financiering decentrale overheden
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2009
- Bronpublicatie:
30-10-2008, Stb. 2008, 536 (uitgifte: 01-01-2008, kamerstukken: 31360)
- Inwerkingtreding
01-01-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-12-2008, Stb. 2008, 537 (uitgifte: 01-01-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Decentralisatie
Overheidsfinanciën / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Bestuursbevoegdheden
1.
Onze Ministers stellen bij ministeriële regeling een percentage voor de berekening van de kasgeldlimiet vast. Onze Ministers zenden eens per drie jaar aan de Staten-Generaal een verslag houdende overwegingen met betrekking tot de hoogte van het percentage, bedoeld in de eerste volzin.
2.
Voor de kasgeldlimiet geldt een minimumbedrag van € 300 000.
3.
Onze Ministers kunnen bij ministeriële regeling een hoger minimumbedrag vaststellen dan het in het tweede lid genoemde bedrag.
4.
Het op basis van het eerste lid vast te stellen percentage voor de kasgeldlimiet en het op basis van het derde lid vast te stellen minimumbedrag kunnen verschillend zijn voor de verschillende categorieën openbare lichamen.
5.
De toezichthouder van de openbare lichamen, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, onder 5°, kan na overleg met het bestuur van de gemeenschappelijke regeling een afwijkend percentage voor de kasgeldlimiet voor een gemeenschappelijke regeling vaststellen.