Einde inhoudsopgave
Regeling indienststelling spoorvoertuigen 2020
Artikel 13 Compatibiliteit met 25 kV AC energievoorziening
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2024
- Bronpublicatie:
20-06-2024, Stcrt. 2024, 20128 (uitgifte: 27-06-2024, regelingnummer: IENW/BSK-2024/179356)
- Inwerkingtreding
01-08-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-06-2024, Stcrt. 2024, 20128 (uitgifte: 27-06-2024, regelingnummer: IENW/BSK-2024/179356)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Railvervoer
1.
Voor spoorvoertuigen die gebruik maken van 25 kV AC energievoorziening, wordt, in afstemming met de beheerder, een compatibiliteitsstudie in overeenstemming met de eisen, voor dit artikel genoemd in bijlage 1, index 6.2, uitgevoerd, waarbij stap 1–10 worden doorlopen. Hiermee wordt aangetoond dat voldaan wordt aan de eisen ten aanzien van overspanningen en harmonische emissielimieten van de netbeheerder.
2.
In afwijking van het eerste lid, is uitvoering van deze compatibiliteitsstudie niet noodzakelijk indien de harmonische stroomemissie op treinniveau niet hoger is dan de waarde Ih in de onderstaande tabel, waarbij:
- a.
f staat voor de frequentie van de harmonische stroom; en
- b.
Ih staat voor het maximale 10-minuten gemiddelde van de harmonische stroom als percentage van het 10-minuten gemiddelde van de grondharmonische stroom.
f (Hz) | Ih(%) |
---|---|
100 | 5,63 |
150 | 5,00 |
200 | 1,88 |
250 | 3,00 |
300 | 0,63 |
350 | 2,14 |
400 | 0,19 |
450 | 0,83 |
500 | 0,15 |
550 | 1,43 |
600 | 0,18 |
650 | 1,21 |
700 | 0,15 |
750 | 0,21 |
800 | 0,13 |
850 | 0,62 |
900 | 0,12 |
950 | 0,55 |
1.000 | 0,11 |
1.050 | 0,46 |
1.100 | 0,10 |
1.150 | 0,32 |
1.200 | 0,09 |
1.250 | 0,29 |
1.300 | 0,08 |
1.350 | 0,25 |
1.400 | 0,08 |
1.450 | 0,23 |
1.500 | 0,07 |
1.550 | 0,20 |
1.600 | 0,07 |
1.650 | 0,18 |
1.700 | 0,06 |
1.750 | 0,17 |
1.800 | 0,06 |
1.850 | 0,15 |
1.900 | 0,06 |
1.950 | 0,14 |
2.000 | 0,05 |
2.050 | 0,13 |
2.100 | 0,05 |
2.150 | 0,12 |
2.200 | 0,05 |
2.250 | 0,11 |
2.300 | 0,05 |
2.350 | 0,10 |
2.400 | 0,04 |
2.450 | 0,10 |
2.500 | 0,04 |
3.
De complexe ingangsadmittantie van een spoorvoertuig heeft in alle relevante bedrijfstoestanden een positief reëel deel voor frequenties boven 500 Hz waarbij de fase voor de frequentieafhankelijke ingangsadmittantie tussen de -90° en de +90° ligt.
4.
Bij de toepassing van de in het tweede lid opgenomen tabel geldt:
- a.
dat 25% van de grondharmonische stroom bij vollast wordt aangehouden, indien het tien minuten gemiddelde van de grondharmonische stroomcomponent minder bedraagt dan 25% van de opgenomen stroom bij vollast van het betreffende type voertuig;
- b.
dat de tractievoedingsbronspanning zuiver sinusvormig is; en
- c.
dat een inductieve bronimpedantie elke waarde tussen 0 en 100 mH kan aannemen.