Einde inhoudsopgave
Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart
Artikel 11
Geldend
Geldend vanaf 20-02-2024
- Bronpublicatie:
01-02-2024, Stb. 2024, 26 (uitgifte: 19-02-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
20-02-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-02-2024, Stb. 2024, 26 (uitgifte: 19-02-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Luchtvervoer
Verkeersrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Artikel 2.1, eerste en tweede lid, van de wet is niet van toepassing op:
- a.
het bedienen van een modelvliegtuig, waarvan de totale massa ten hoogste 25 kg bedraagt;
- b.
het bedienen van een ballon, die op zeeniveau in de internationale standaard-atmosfeer in geheel gevulde toestand een diameter van ten hoogste 2.00 m of een inhoud van ten hoogste 4.00 kubieke m heeft, alsmede aan elkaar gekoppelde ballonnen waarvan de gezamenlijke diameter en inhoud deze waarden niet te boven gaan;
- c.
het bedienen van een toestel, zwaarder dan lucht, en niet voorzien van een voortstuwingsinrichting, dat door middel van een ankerkabel of lijn is verbonden met het aardoppervlak (kabelvlieger);
- d.
bedienen van een luchtschip, dat op zeeniveau in de internationale standaard atmosfeer in geheel gevulde toestand een grootste afmeting heeft van 5.00 m of een inhoud van ten hoogste 4.00 kubieke m;
- e.
het bedienen van een toestel, zwaarder dan lucht in de vorm van een scherm met harnas, dat met een lijn of lijnen is bevestigd aan een voertuig of vaartuig, waardoor het in de lucht kan worden gehouden (valschermzweeftoestel);
- f.
het bedienen van een zeilvliegtuig;
- g.
het bedienen van een schermvliegtuig;
- h.
het bedienen van een ballon, die tijdens het in de lucht houden permanent is bevestigd aan het aardoppervlak (kabelballon);
- i.
het bedienen van een scherm dat dient om de daalsnelheid van een persoon zodanig te beperken dat deze veilig het aardoppervlak kan bereiken (valscherm);
- j.
het bedienen van een luchtvaartuig onder toezicht van een instructeur, die houder is van een voor de bediening van dat luchtvaartuig en die vlucht afgegeven bewijs van bevoegdheid, waarop weergegeven de nodige bevoegdverklaringen op een zodanige wijze dat de instructeur onmiddellijk kan ingrijpen;
- k.
het uitvoeren van een solovlucht onder toezicht van een instructeur, die houder is van een voor de bediening van dat luchtvaartuig en die vlucht afgegeven bewijs van bevoegdheid, waarop weergegeven de nodige bevoegdverklaringen, door een bestuurder, die geen houder is van een bewijs van bevoegdheid, indien de bestuurder:
- 1.
beschikt over voldoende kennis voor de uit te voeren solovlucht;
- 2.
beschikt over een geldige medische verklaring klasse 1 of 2; en
- 3.
beschikt over een schriftelijke soloverklaring van de instructeur;
- l.
het bedienen van een zweefvliegtuig;
- m.
het bedienen van een vrije ballon, niet tegen vergoeding, met één of twee plaatsen die is ontworpen voor een maximumvolume van ten hoogste 1.200 kubieke m;
- n.
het bedienen van een paramotortrike.
2.
Het eerste lid, onderdelen b tot en met n, is van toepassing indien de bestuurder:
- a.
de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt, met dien verstande, dat de bestuurder van een zweeftoestel die een solovlucht uitvoert binnen zichtafstand van de luchthaven tot een maximum van 5 kilometer rondom de luchthaven, de leeftijd van 14 jaar heeft bereikt,
- b.
kan aantonen te beschikken over voldoende bekwaamheid om op een veilige manier deel te nemen aan het luchtverkeer, en
- c.
kan aantonen dat een verzekering is gesloten tegen de burgerrechtelijke aansprakelijkheid jegens derden als gevolg van het gebruik van het luchtvaartuig.
3.
Onze Minister kan nadere regels geven met betrekking tot het eerste lid, onderdelen f, g en n.
4.
De artikelen 2.1, eerste lid, voor zover dit betrekking heeft op het bedienen van een grondstation of mobiel station in de luchtvaartmobiele band, waarvoor een vergunning is vereist als bedoeld in artikel 3.13 van de Telecommunicatiewet, en artikel 2.2, tweede lid, van de wet zijn niet van toepassing op degene die een luchtvaartuig als bedoeld in het eerste lid bedient of een solovlucht als bedoeld in onderdeel k van dat lid uitvoert, en houder is van een door Onze Minister afgegeven certificaat waaruit blijkt, dat die houder bevoegd is tot het bedienen van een grondstation of mobiel station als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de wet.