Einde inhoudsopgave
Interinstitutioneel Akkoord betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen
B Opneming van financiële bepalingen in wetgevingshandelingen
Geldend
Geldend vanaf 16-12-2020
- Bronpublicatie:
16-12-2020, PbEU 2020, L 433 I (uitgifte: 22-12-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
16-12-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-12-2020, PbEU 2020, L 433 I (uitgifte: 22-12-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Financiering
18
Wetgevingshandelingen betreffende meerjarenprogramma's die overeenkomstig de gewone wetgevingsprocedure zijn vastgesteld, bevatten een bepaling waarin de wetgever de financiële middelen van het programma vaststelt.
Dit bedrag vormt voor het Europees Parlement en de Raad het voornaamste referentiebedrag tijdens de jaarlijkse begrotingsprocedure.
Voor programma's die worden genoemd in bijlage II bij de MFK-verordening, wordt het voornaamste referentiebedrag automatisch verhoogd met de extra toewijzingen bedoeld in artikel 5, lid 1, van de MFK-verordening.
Het Europees Parlement en de Raad, en de Commissie wanneer zij de ontwerpbegroting opstelt, verbinden zich ertoe voor de gehele looptijd van het betrokken programma niet meer dan 15 % van dit bedrag af te wijken, behalve in het geval van nieuwe objectieve en langdurende omstandigheden waarvoor uitdrukkelijke en nauwkeurige redenen worden gegeven, waarbij rekening wordt gehouden met de bij de tenuitvoerlegging van het programma verwezenlijkte resultaten, met name op basis van evaluaties. Uit dergelijke afwijkingen voortvloeiende verhogingen blijven onder het voor de betrokken rubriek geldende maximum, zonder afbreuk te doen aan het gebruik van de in de MFK-verordening of in dit akkoord bedoelde instrumenten.
De vierde alinea is niet van toepassing op de in de derde alinea bedoelde extra toewijzingen.
Dit punt geldt niet voor kredieten in het kader van het cohesiebeleid die overeenkomstig de gewone wetgevingsprocedure zijn vastgesteld, van tevoren per lidstaat zijn toegewezen en die de financiële middelen voor de gehele duur van een programma regelen, noch voor de in artikel 18 van de MFK-verordening bedoelde grootschalige projecten.
19
Juridisch bindende handelingen van de Unie betreffende meerjarenprogramma's die niet overeenkomstig de gewone wetgevingsprocedure zijn vastgesteld, bevatten geen ‘noodzakelijk geacht bedrag’.
Mocht de Raad wensen een financieel referentiebedrag op te nemen, dient dat bedrag slechts ter indicatie van de wil van de wetgever en laat dat de in het VWEU vastgestelde begrotingsbevoegdheden van het Europees Parlement en de Raad onverlet. In alle juridisch bindende handelingen van de Unie waarin een dergelijk financieel referentiebedrag is genoemd, wordt daartoe een bepaling opgenomen.