Einde inhoudsopgave
Regeling straf- en afzonderingscel penitentiaire inrichtingen
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 15-07-1999
- Bronpublicatie:
15-06-1999, Stcrt. 1999, 132 (uitgifte: 14-07-1999, regelingnummer: 762711/98/DJI)
- Inwerkingtreding
15-07-1999
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-06-1999, Stcrt. 1999, 132 (uitgifte: 14-07-1999, regelingnummer: 762711/98/DJI)
- Vakgebied(en)
Penitentiair recht / Algemeen
Indien de afzondering, bedoeld in artikel 24 van de wet,
- a.
in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming,
- b.
in verband met de ernst van de gedragingen van de gedetineerde, of
- c.
in verband met de lichamelijke- of geestelijke toestand van de gedetineerde, niet ten uitvoer kan worden gelegd in de verblijfsruimte, bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de wet, vindt deze plaats in een afzonderingscel.