Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956
Artikel 5 [Waarde periodieke uitkeringen in geld van het leven van één persoon afhankelijk]
Geldend
Geldend vanaf 13-03-1998
- Redactionele toelichting
Het hoofdstukopschrift is ingevoegd bij KB van 23-02-1998, Stb. 130 (iwtr. 11-03-1998 met twk. 01-01-1997).
- Bronpublicatie:
28-12-1979, Stb. 1979, 758 (uitgifte: 01-01-1979, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
13-03-1998
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-12-1979, Stb. 1979, 758 (uitgifte: 01-01-1979, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Schenk- en erfbelasting / Algemeen
Schenk- en erfbelasting / Erfbelasting
De waarde van een periodieke uitkering in geld van het leven van één persoon afhankelijk, wordt gesteld op het jaarlijkse bedrag, vermenigvuldigd met:
16, | wanneer degene gedurende wiens leven de uitkering moet plaatshebben, | jonger dan 20 jaar is, |
15, | 20 jaar of ouder, doch jonger dan 30 jaar is, | |
14, | 30 jaar of ouder, doch jonger dan 40 jaar is, | |
13, | 40 jaar of ouder, doch jonger dan 50 jaar is, | |
12, | 50 jaar of ouder, doch jonger dan 55 jaar is, | |
11, | 55 jaar of ouder, doch jonger dan 60 jaar is, | |
10, | 60 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar is, | |
8, | 65 jaar of ouder, doch jonger dan 70 jaar is, | |
7, | 70 jaar of ouder, doch jonger dan 75 jaar is, | |
5, | 75 jaar of ouder, doch jonger dan 80 jaar is, | |
4, | 80 jaar of ouder, doch jonger dan 85 jaar is, | |
3, | 85 jaar of ouder, doch jonger dan 90 jaar is, | |
2, | 90 jaar of ouder is. | |