Einde inhoudsopgave
Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar
Artikel 4 [Voorwaarden voor verlening opsporingsbevoegdheid. Termijn]
Geldend
Geldend vanaf 07-12-1994. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-04-1994
- Bronpublicatie:
11-11-1994, Stb. 1994, 825 (uitgifte: 06-12-1994, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
07-12-1994, terugwerkend tot: 01-04-1994
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-11-1994, Stb. 1994, 825 (uitgifte: 06-12-1994, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Voorfase
Politierecht / Bijzondere onderwerpen
Bijzonder strafrecht / Bijzondere onderwerpen strafrecht
1.
Een akte van opsporingsbevoegdheid wordt verleend, een aanwijzing wordt gedaan, dan wel een aanvullende opsporingsbevoegdheid wordt toegekend, indien die opsporingsbevoegdheid noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie van de desbetreffende persoon of de dienst waarbij hij werkzaam is, en een beroep op de politie voor het uitoefenen van opsporingsbevoegdheden bezwaarlijk, niet mogelijk of niet wenselijk is.
2.
Een akte van opsporingsbevoegdheid en de aanvullende opsporingsbevoegdheid gelden voor de duur van maximaal vijf jaren met ingang van de dag waarop de akte van beëdiging is uitgereikt. De geldigheidsduur kan telkens met maximaal vijf jaren worden verlengd.
3.
De aanwijzing en de categoriaal verleende aanvullende opsporingsbevoegdheid gelden voor de duur van maximaal vijf jaren met ingang van de datum van inwerkingtreding van de beschikking. De geldigheidsduur kan telkens met maximaal vijf jaren worden verlengd.