Einde inhoudsopgave
Vrijstellingsregeling Wft
Artikel 6 [Bemiddelaars]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019
- Bronpublicatie:
05-07-2018, Stcrt. 2018, 38961 (uitgifte: 23-07-2018, regelingnummer: 2018-0000106294)
- Inwerkingtreding
01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-07-2018, Stcrt. 2018, 38961 (uitgifte: 23-07-2018, regelingnummer: 2018-0000106294)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verzekeringsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Van artikel 2:80, eerste lid, van de wet zijn vrijgesteld:
- a.
bemiddelaars voorzover zij bemiddelen in beleggingsobjecten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a;
- b.
bemiddelaars die bemiddelen in krediet, bedoeld in artikel 1:20 van de wet, voor zover de werkzaamheden slechts betrekking hebben op het aan een consument verlenen van kosteloos uitstel van betaling van een bestaande vordering tot betaling van een geldsom;
- c.
bemiddelaars die bemiddelen in krediet anders dan als bedoeld in artikel 1:20 van de wet die geen kredietbeheerder zijn, voor zover de werkzaamheden slechts betrekking hebben op het incasseren van vorderingen of het verlenen van kosteloos uitstel van betaling van vorderingen die voortvloeien uit een overeenkomst inzake krediet;
- d.
bemiddelaars voorzover zij bemiddelen in financiële producten ten aanzien waarvan het een andere onderneming waarmee zij in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur zijn verbonden ingevolge de wet is toegestaan deze aan te bieden of daarin te bemiddelen;
- e.
bemiddelaars in goederenkrediet dat niet dient ter verschaffing van het genot van beleggingsobjecten of financiële instrumenten aan een consument;
- f.
bemiddelaars, met uitzondering van bemiddelaars in krediet, voorzover zij bemiddelen ten behoeve van:
- 1°
consumenten die bij hen werkzaam zijn of anderszins onder hun verantwoordelijkheid vallen;
- 2°
consumenten die werkzaam zijn bij of anderszins onder de verantwoordelijkheid vallen van andere rechtspersonen waarmee zij in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur zijn verbonden; of
- 3°
consumenten of, indien het financiële diensten met betrekking tot verzekeringen of herverzekeringsbemiddeling betreft, cliënten waarmee zij in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur zijn verbonden;
- g.
gemeenten voorzover zij bemiddelen in zorgverzekeringen of ziektekostenverzekeringen ter aanvulling van zorgverzekeringen tussen financiëledienstverleners en consumenten van wie het inkomen niet meer dan 130 procent van de relevante bijstandnorm als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Participatiewet bedraagt;
- h.
bemiddelaars die voor het verlenen van beleggingsdiensten een op grond van artikel 2:96 van de wet verleende vergunning hebben, voorzover zij niet bemiddelen in verzekeringen of hypothecair krediet;
- i.
bemiddelaars die een andere hoofdberoepswerkzaamheid hebben dan het verlenen van financiële diensten en uit hoofde van die hoofdberoepswerkzaamheid beschikken over gegevens betreffende de financiële situatie van de consument, voor zover zij, zonder daarvoor van de aanbieder provisie te ontvangen, deze gegevens op verzoek van de werkgever van de betreffende consument verstrekken aan de aanbieder;
- j.
bewindvoerders als bedoeld in artikel 435, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover zij in de uitoefening van hun taak bemiddelen; en
- k.
curatoren als bedoeld in artikel 383, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover zij in de uitoefening van hun taak bemiddelen.
2.
Het eerste lid, aanhef en onderdeel a, is slechts van toepassing indien de desbetreffende bemiddelaar in reclame-uitingen en andere onverplichte precontractuele informatie inzake het beleggingsobject vermeldt dat hij voor het aanbieden van het beleggingsobject niet onder toezicht staat van de Autoriteit Financiële Markten.
3.
Het eerste lid, aanhef en onderdeel d, is slechts van toepassing indien de desbetreffende andere onderneming volledig verantwoordelijk is voor het bemiddelen.
4.
Het eerste lid, aanhef en onderdeel e, is slechts van toepassing indien de looptijd van het goederenkrediet niet langer is dan de verwachte economische levensduur van de verschafte roerende zaak, of dan de periode van dienstverlening en de desbetreffende bemiddelaar in goederenkrediet:
- a.
de consument niet adviseert over het financiële product waarin hij bemiddelt; en
- b.
een andere hoofdberoepswerkzaamheid heeft dan bemiddeling in goederenkrediet en het goederenkrediet dient ter verschaffing van het genot van een roerende zaak, dan wel het verlenen van een dienst.